Als liefhebber van fraaie bouwwerken las ik met meer dan normale belangstelling het artikel in De Telegraaf van 6 november, getiteld: “Paleis in hoge nood: weg met wildplasser”. In het artikel kwam ik woorden tegen als ‘zwerfurine’ en ‘uriliften’. Daardoor nam mijn interesse alleen maar toe. Jaarlijks worden in Amsterdam 3000 wildplassers beboet. Zelfs wildpoepen blijkt in de hoofdstad voor te komen.
Henk Mulder (henk.m.advies@planet.nl) is adviseur consultant building maintenance en redacteur van het Clean Totaal katern “Kijk Op Gevels”.
Het Paleis op de Dam werd oorspronkelijk als stadhuis gebouwd in de periode 1648 – 1665. De architect was Jacob van Campen en het project heeft 8,5 miljoen gulden gekost. Het project is opgetrokken uit Bentheimer zandsteen. Dit materiaal is ook gebruikt voor de sokkel van het Vrijheidsbeeld in New York. Deze fraaie steensoort wordt onder meer aangetast door urine.
Amsterdam overweegt verlichting rondom het paleis te plaatsen waardoor de wildplassers worden afgeschrikt. Mocht dat niet helpen, dan zal worden overgegaan tot het plaatsen van zogeheten uriliften. Dit zijn dus pisbakken die overdag in de grond zijn verzonken en na het invallen van de schemering naar boven komen. Dit blijkt inderdaad serieus te worden overwogen. En zo’n maatregel gaat dus vermogens kosten.
Zo’n wildplasser wil nog wel eens in beschonken toestand verkeren en heeft dus geen oog meer voor zijn omgeving. Als hij dan toevallig op zo’n urilift staat die juist omhoog komt, dan wordt hij ruim twee meter ‘opgelift’ en zal op geheel eigen wijze ook nog eens de ramen rijkelijk voorzien van zijn lichaamssappen. Je schrikt je toch dood, als je je op dat moment net achter het ‘wildplassersraam’ bevindt.
Ik mis in dit artikel een voorstel tot hardere aanpak van deze benevelde idioten. Hun verwoestende werk wordt slechts afgedaan als ‘kattenkwaad’. Uriliften, hoe kun je het bedenken. Een plan dat vermogens gaat kosten en waar geen wildplasser zich iets van zal aantrekken. Hij roept niet om hulp maar opent zijn gulp op de plaats waar hij staat.
De gemeente Amsterdam zou eens kunnen overwegen om in gesprek te gaan met enkele vakmensen. Mensen die het behandelen en beschermen van gevels tot in de perfectie beheersen. Vakmensen die over de benodigde bouwkundige en chemische kennis beschikken als het gaat over de bescherming van kwetsbare bouwmaterialen. Poreuze bouwmaterialen zoals veel steensoorten kunnen vrijwel onzichtbaar worden geïmpregneerd dan wel gehydrofobeerd met vloeistofafwijzende middelen.
Nu zijn niet alle steensoorten even gemakkelijk te beschermen en zeker niet als de opdrachtgever daar slechts een uitgemergelde prijs voor wil betalen (wat in de praktijk helaas ontstellend vaak voorkomt). Men zou zich moeten realiseren, dat vakmensen hun gewicht in goud waard zijn en er slechts een fractie van kosten.
Inclusief een hardere aanpak van de veroorzakers is dit wellicht een betere en goedkopere oplossing dan het plaatsen van ‘uriliften’ rondom het paleis. Want uit de geschetste problematiek blijkt, dat er dan ook ‘poepiliften’ moeten worden geplaatst. En wat dat gaat kosten…