Het flexwerk gaat op de schop, het minimumloon gaat omhoog en het vaste arbeidscontract wordt losser. Dat wil de SER, zo schrijft zij in het middellangetermijnadvies met als hoofdlijn ‘Nú werken aan brede welvaart.’ Als het advies wordt overgenomen dan gaat iedereen daar iets van merken.
Op de foto: Mariëtte Hamer, voorzitter SER
Het SER-advies spreekt over grote knelpunten op de arbeidsmarkt. Zo stelt zij dat de onzekerheid groeit en dat de armoedekloof toeneemt. Nieuw arbeidsmarktbeleid moet ervoor zorgen dat mensen meer werk- en inkomenszekerheid krijgen. Zo worden flexibele contracten teruggedrongen. Oproepcontracten moeten vervangen worden door basiscontracten en het uitzendwerk wordt ingeperkt.
Nulurencontract verdwijnt
Werknemers moeten een contract krijgen voor een vast aantal uren. Dat wordt gebaseerd op hoeveel uur er in een kwartaal doorgaans gewerkt wordt. Er komt een nieuwe contractvorm voor vakantiewerk, veelal uitgevoerd door studenten en scholieren, dit contract is vergelijkbaar met het huidige nulurencontract.
Uitzendkrachten geminimaliseerd
Uitzendkrachten mogen nog maar drie tijdelijke contracten aangaan met een werkgever en uitzendkrachten krijgen vanaf de eerste werkdag dezelfde voorwaarden als personeel dat vast in dienst is. Ook wordt het uitzendbeding aangepast. Deze gaat van 78 naar maximaal 52 weken. Het is de bedoeling dat uitzendkrachten alleen nog maar worden ingezet bij ziekte en in piekperiodes.
Verhoging minimumloon
De SER pleit overigens ook voor een verhoging van het minimumloon. Een discussie die ook in Brussel speelt. In het SER-advies wordt hier verder niet naar verwezen.
Meer flexibiliteit voor vast
Ook voor medewerkers met een vaste overeenkomst zou het e.e.a. moeten veranderen. Zo komen er meer mogelijkheden om te anticiperen op veranderende omstandigheden. Het moet bijvoorbeeld voor werkgevers mogelijk worden om het aantal uren in een contract voor een bepaalde tijd eenzijdig aan te passen, met behoud van salaris.
Minimumtarief ZZP
De positie van zelfstandigen moet worden verbeterd, zo luidt het advies. Om dat te bewerkstelligen zou er een minimumtarief moeten komen van 30 à 35 euro per uur. Wie minder dan 35 euro bruto per uur ontvangt, zou door het bedrijf in loondienst moeten worden genomen. Hiermee wil men schijnconstructies voorkomen. Wil een opdrachtgever een zzp-er niet in dienst nemen, dan zal hij of zij dit bij de Belastingdienst moeten beargumenteren.
Ook zal de zelfstandigenaftrek worden afgebouwd. Daarvoor in de plaats komen fiscale regelingen voor zelfstandigen die risico lopen met eigen investeringen. Zzp-ers moeten zich straks wel verplicht verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid.
Benieuwd naar het hele SER-advies? U vindt deze hier (.PDF document)
Schoonmakend Nederland overwegend enthousiast
Piet Adema, voorzitter Schoonmakend Nederland: ‘Het voorstel zoals het er nu ligt, lijkt ons meer ondernemersruimte te geven om onze medewerkers meer en eerder zekerheid van werk en inkomen te bieden. Wel roepen we, als banenmotor voor mensen aan de basis van de arbeidsmarkt, de SER op om kritisch te blijven op een te grote stijging van het minimumloon. En om de loondoorbetaling bij ziekte ook betaalbaar te houden voor onze MKB-bedrijven.’
‘In lijn met het SER-advies zijn wij voor verhoging van het minimumloon. Sterker nog, we betalen onze schoonmaakcollega’s al jaren meer dan het minimumloon. Echter, een te grote stijging van het minimumloon heeft voor de schoonmaaksector, waarin de marges klein zijn, een enorme impact op het loongebouw, zo rekende werkgeversvereniging AWVN door. Als hier geen extra maatregelen, zoals lastenverlichting voor werkgevers tegenover staan, vrezen wij voor de werkgelegenheid in onze sector. Het aannemen van een nieuwe medewerker wordt dan gewoonweg te duur. En het risico, in nasleep van de pandemie, te groot. Waarmee onze belangrijke functie als springplank voor mensen aan de basis van de arbeidsmarkt onder druk komt te staan,’ licht Adema toe.
‘We gaan dan ook mee in het voorstel van de SER voor een franchise waarover geen werkgeverslasten hoeven te worden betaald. Dit geeft bedrijven naar verwachting meer ondernemersruimte dan de huidige lage inkomensvoordeel-regeling (LIV). Bovendien stimuleert de eventuele mogelijkheid om de hoge WW-premie over tijdelijke contracten te verrekenen zodra je een medewerker in vaste dienst neemt meer ondernemerschap en bied je meer inkomenszekerheid aan medewerkers.’
Twee jaar doorbetaling bij ziekte is risico voor duurzame arbeidsrelatie
Schoonmakend Nederland vraagt SER wel nogmaals te kijken naar het advies voor het in stand houden van de loondoorbetaling bij ziekte (2 jaar). Deze regeling legt vooral een enorme druk op kleinere (schoonmaak)ondernemers. Adema: ‘Grote schoonmaakbedrijven kunnen dit soort risico’s verzekeren. Voor kleinere ondernemers blijft dit relatief duur. Zeker omdat we een arbeidsintensieve sector zijn. Het voorstel om het aantal jaren dat een zieke medewerker op de gedifferentieerde WIA-premie drukt, te verlagen van tien jaar naar vijf, verkleint dit risico. Hiertegenover staat wel dat het percentage arbeidsongeschiktheid om in aanmerking te komen voor WIA waarschijnlijk verlaagd wordt van 35% naar 15%.’
Branche vol kansen en mogelijkheden
Ook maakt Schoonmakend Nederland zich zorgen over de focus op de regionale structuur in het advies. Met 35 arbeidsmarktregio’s is het voor een brancheorganisatie als Schoonmakend Nederland bijna ondoenlijk om overal aan te sluiten. Terwijl de brancheorganisatie juist, onder meer met het mobiliteitscentrum om medewerkers in de hele branche aan het werk te houden, het nut van een centraal orgaan bewezen hebben. Adema: “De kracht zit in branches en sectoren, niet alleen in de regio.”
‘Neemt niet weg dat het er met dit voorstel naar uitziet dat we de branche van kansen en mogelijkheden voor mensen aan de basis van de arbeidsmarkt kunnen zijn én blijven. Vooral ook als door de herinrichting van de gemeentelijke budgetten mensen makkelijker kunnen doorstromen van een parttimejob naar een fulltime baan (BUIG Budget). Schoon maakt dan echt mogelijk. Belangrijk is dan wel dat er een herinrichting van de kostendelersnorm noodzakelijk is en niet, zoals nu in het advies is opgenomen, volledige afschaffing ervan. Dit laatste zou namelijk betekenen dat een groep niet meer zal participeren in beroepen aan de basis van de arbeidsmarkt omdat de stapeling van uitkeringen in één huishouden werken niet meer lonend maakt. Tot slot zijn we natuurlijk trots dat onze Code Verantwoordelijk Marktgedrag in het advies als voorbeeld dient voor een vergelijkbaar toezichtsorgaan om misstanden op de arbeidsmarkt te voorkomen. We kijken uit naar het vervolg.’