Desinfecterende middelen zouden alleen gebruikt moeten worden waar ze echt nodig zijn. De middelen leveren een belangrijke bijdrage aan het voorkomen van infecties (en dus ziekte) bij mensen en dieren. Gebruik leidt echter tot resistentie, waarbij ook resistentie tegen antibiotica kan ontstaan. Daarom is beleid nodig dat een zorgvuldiger gebruik van desinfecterende middelen stimuleert. Dat adviseert de Gezondheidsraad aan de bewindspersonen van VWS en IenM.
Volgens de Gezondheidsraad is de toepassing van desinfecterende middelen onmisbaar om bijvoorbeeld medische apparatuur te ontsmetten of besmetting en bederf van voedsel te voorkomen. Maar desinfecterende middelen zijn niet altijd de oplossing: “Er zijn toepassingen waarvan de noodzaak niet is aangetoond, zoals de routinematige desinfectie van vloeren, muren en plafonds in ziekenhuizen.”
Resistentieontwikkeling
Gebruik van desinfectantia leidt onvermijdelijk tot resistentieontwikkeling. Behalve tegen de middelen zelf kan ook resistentie ontstaan tegen antibiotica. Hierdoor kan het gebeuren dat deze middelen minder goed of zelfs helemaal niet meer werken. Hoe vaak resistentie tegen desinfecterende middelen voorkomt en welke bijdrage deze levert aan resistentie tegen antibiotica is niet bekend.
Bij infectie-uitbraken wordt vaak niet onderzocht in hoeverre resistentie tegen desinfectantia een rol speelt. Verder worden het gebruik van desinfecterende middelen en de resistentieontwikkeling niet bijgehouden. De raad adviseert dit wel te gaan doen, net zoals nu al met antibiotica gebeurt.
“Gebruik alleen bij bewezen meerwaarde”
De Gezondheidsraad ziet voldoende aanleiding om zorgvuldigheid te bepleiten: “Gebruik van de middelen zou beperkt moeten worden tot situaties waarin ze bewezen meerwaarde hebben. Verder bevelen wij aan om professionele gebruikers bij te scholen over een zorgvuldig gebruik van desinfectantia.”