Wat doe je als je schoonmaker bent, ambities hebt, maar geen middelen hebt om een opleiding te betalen? Sinds een jaar kunnen deze ambitieuze schoonmakers aankloppen bij het opleidingsfonds voor schoonmakers van CNV Vakmensen. Dit opleidingsfonds kiest voor een vernieuwende aanpak, door de ambitie van de werknemer centraal te stellen en over de grenzen van de eigen sector heen te kijken.
Dit is een ingezonden artikel van CNV Vakmensen. Auteur: Judith ten Broeke
Opleidingen zijn duur en zeker voor veel schoonmakers. De meeste schoonmakers hebben een (kleine) deeltijdbaan. Het gemiddeld inkomen in de sector ligt daardoor laag, ruim 12.000 euro per jaar. Dat maakt het voor veel schoonmakers moeilijk om hun talenten te benutten, zich te ontwikkelen en verder te komen op de arbeidsmarkt. En dat is nou net wat CNV Vakmensen graag zou willen.
Opleidingsfonds
Zo ontstond het idee van een CNV-opleidingsfonds voor schoonmakers. Zij krijgen hiermee de kans om een opleiding te volgen, ander werk te gaan doen en hun ambitie waar te maken. Deze aanpak verschilt van reguliere sectorfondsen. Die faciliteren voornamelijk opleidingen in de eigen sector.
Om geld voor een opleiding te krijgen, moet een schoonmaker lid zijn van CNV Vakmensen en een realistische opleidingswens hebben. Die opleidingswens moet bovendien passen bij de schoonmaker en daadwerkelijk kans bieden op een andere baan. Uiteraard moet de schoonmaker ook gelegenheid hebben om de opleiding te volgen.
Voor het opleidingsfonds was een budget beschikbaar van 250.000 euro. De verwachting was dat daarmee 50 schoonmakers een opleiding konden gaan volgen. Elke schoonmaker die zich aanmeldde zou een intakegesprek krijgen over de opleidingswens, de motivatie, de capaciteiten van de schoonmaker om de opleiding af te ronden en het arbeidsmarktperspectief. Inmiddels zijn we ruim een jaar verder. Wat zijn de resultaten?
Aanmelding en intake
Al snel na de aankondiging van het opleidingsfonds stroomden de aanmeldingen binnen. Binnen twee weken waren er al 70 aanmeldingen. Het fonds was gedwongen een wachtlijst in te stellen en de publiciteit hierover te verminderen. Tot half augustus 2016 waren er in totaal 97 aanmeldingen.
Elk traject begon met een telefonische intake met een loopbaanadviseur van James Loopbaan. Kandidaten die aan de voorwaarden voldeden, kregen een uitnodiging voor een persoonlijk gesprek. In een aantal gevallen was daarna een loopbaangesprek al voldoende. Sommigen hadden te weinig zelfvertrouwen om te solliciteren. Zij kregen hulp bij het solliciteren en een cursus assertiviteit. Er waren ook schoonmakers die graag binnen de branche zelf wilden doorgroeien en leidinggevende wilden worden. Zij kregen hier hulp bij en konden via de sector een opleiding volgen. Deze werden niet vergoed uit het CNV-opleidingsfonds.
Opleidingen
Na deze intake zijn uiteindelijk 43 schoonmakers begonnen aan een opleiding of hebben die inmiddels al afgerond. Vier anderen zijn nog in gesprek met de loopbaancoach. De aanvragen voor opleidingen zijn erg uiteenlopend. De dienstverlenende beroepen, inclusief beroepen in de zorg en welzijn, springen er het meest uit. Meer dan de helft van de goedgekeurde aanvragen zijn voor beroepen in deze sectoren. Dit is op zich niet vreemd voor schoonmakers die met het schoonmaakwerk ook ‘dienstverlenend’ werk doen.
Op een goede tweede plek staat het vervoer. Bij de aanvragen voor opleidingen in het vervoer valt op dat deze schoonmakers in hun directe omgeving (werkplek of naasten) in aanraking komen met dit beroep. Zo komen de aanvragen voor treinmachinist van schoonmakers op stations, voor vrachtwagenchauffeur vanuit de werkomgeving en voor taxichauffeur vanwege het werk van naaste familie.
Naast dienstverlening en vervoer kiezen de schoonmakers voor een grote diversiteit aan opleidingen: voedingsleer, budgetcoach, loodgieter, visagiste, zweminstructeur, veiligheidskundige, kleermaker of kapper.
Werk
Tot nu toe is van twee personen bekend dat die daadwerkelijk een andere baan heeft gevonden (vrachtwagenchauffeur en opticien). De meesten zijn nog bezig met een opleiding en aan het zoeken naar een nieuwe baan. Van de 250.000 euro is 170.219 euro gebruikt voor de financiering van opleidingen. Gemiddeld kost een opleiding 3.000 euro. De duurste opleiding is 8.000 euro (Business Administration) en de goedkoopste opleiding 250 euro (VCA). Het oorspronkelijke doel om vijftig opleidingen van gemiddeld 5.000 euro te financieren kan dus – bij een gelijkblijvend budget – worden bijgesteld naar 80 opleidingen van gemiddeld 3.000 euro.
Wat valt op?
Ongeveer de helft van de aanvragers krijgt de opleiding vergoed. Dat lijkt niet veel. Doet het fonds dan slecht werk? Nee, de uitvoering gaat nauwkeurig. De motivatie en inzet van de schoonmaker worden al aan het begin van het traject nagegaan. Afvallen tijdens een opleiding kan demotivatie of faalangst in de hand werken en ervoor zorgen dat een schoonmaker niet zo snel meer een opleiding wil doen. Als iemand er nu niet klaar voor is, kan dat misschien op een later moment wel zo zijn. Daarnaast voorkomen we hiermee dat het fonds uitgaven doet zonder resultaat.
Een ander opvallend punt is dat er best behoefte is aan scholing, maar dat een deel van de aanvragers eigenlijk niet goed weet wat ze kunnen en willen en welke mogelijkheden er zijn. Voor deze groep is een degelijk loopbaanadvies een goed begin voor verdere ontwikkeling.
Een toekomst voor het fonds?
Het geld is afkomstig uit de sector schoonmaak. Een bedrag voor dit fonds vragen bij de aankomende cao-onderhandelingen is een optie, maar kent beperkingen. De cao schoonmaak is algemeen verbindend verklaard (dat is ook de bedoeling voor de nieuwe cao) en in principe is het geld voor iedereen in de sector bedoeld. CNV Vakmensen kan dus niet eigen leden bevoordelen op kosten van de sector, maar kan wel kijken naar de mogelijkheid om dit fonds ook toegankelijk te maken voor niet-leden.
Verder kan de mogelijkheid worden onderzocht om aanvragen te doen bij andere sectorfondsen voor financiering van een opleiding die in de betreffende sector thuishoort. Dat geldt zeker voor sectoren waar behoefte is aan vakmensen. Het opleidingsfonds voor schoonmakers acteert dan als een schakel tussen verschillende sectorale scholingsfondsen. Hiermee wordt meteen intersectorale mobiliteit bevorderd. Het geld dat nodig is om een opleiding voor een schoonmaker te financieren, komt dan niet uit het opleidingsfonds van CNV Vakmensen, maar uit het scholingsfonds van de sector waar de schoonmaker graag in wil gaan werken. Zo’n samenwerking met andere fondsen kan ook helpen bij het vinden van een baan na afronding van de opleiding. Een mogelijk probleem is dat sectorfondsen willen dat de aanvrager een werkgever in de betreffende sector heeft. Dat vraagt om nader overleg met deze fondsen.
Een andere mogelijkheid is subsidie vanuit de overheid. Op dit moment staat de mogelijkheid voor ‘cofinanciering projecten dienstverlening werkzoekenden en projecten samenwerking en regie arbeidsmarkt (DWSRA)’ nog open. Ook kunnen aanmelders nog gebruikmaken van een scholingsvoucher van het UWV als zij een opleiding willen doen om een ‘kansrijk’ beroep uit te oefenen. Dit zijn tijdelijke regelingen en daarom zal het opleidingsfonds alert moeten blijven op nieuwe regelingen. De bovengenoemde opties kunnen allen overwogen en uitgevoerd worden. De opties sluiten elkaar niet uit.
Een voorbeeld voor andere fondsen?
De laagdrempeligheid en de toegankelijkheid van het opleidingsfonds zijn sterke punten. De aanvragers melden zich uit eigen beweging omdat ze wat anders willen. Het fonds geeft hen de mogelijkheid om iets met hun ambities te doen. Het is vaak lastig om deze wens bij de eigen werkgever bespreekbaar te maken. Bovendien voorziet het sectorfonds alleen in opleidingen voor de eigen sector. Als een schoonmaker een opleiding wil doen voor een baan buiten de sector, dan is daar geen subsidie voor. Dit geldt ook voor andere sectorfondsen.
Het CNV-opleidingsfonds stelt werknemers centraal en geeft hen de mogelijkheid zich te ontwikkelen vanuit hun eigen motivatie. Het fonds kent geen beperkingen in soorten opleidingen, werkt niet via de werkgever en biedt alle ruimte om over de sectorgrenzen heen te kijken. Hiermee neemt het fonds het voortouw in een andere aanpak, waarbij de werknemer de regie heeft. Deze werkwijze kan door andere sectorfondsen overgenomen worden. Welk ander fonds volgt dit voorbeeld?