“Schoonmaakbedrijven houden bewust slapende dienstverbanden in stand, schoonmakers lopen hierdoor de wettelijke transitievergoeding mis”, aldus CNV onderhandelaar Jan Kampherbeek vorige week. Begrijpelijk, want schoonmakers worden financieel benadeeld als het dienstverband niet wordt beëindigd. Maar het aanhouden van dienstverbanden is niet verboden en schoonmaakbedrijven kunnen met terugwerkende kracht compensatie aanvragen. Het lijkt een kwestie van fatsoen.
Het was duidelijke taal van Jan Kampherbeek, die afgelopen week meldde dat het niet-ontbinden van dienstverbanden in sommige gevallen standaardbeleid is. Hij deed dan ook een oproep aan schoonmakers die zich in het verhaal herkennen om zich te melden bij de vakbond. Inmiddels is duidelijk dat dit issue speelt binnen de gehele arbeidsmarkt, dus ook binnen de schoonmaakbranche.
Onder andere Gom en ISS Facility Services waagden zich niet aan een reactie en schakelden OSB in. Zij wijzen leden op de veranderde wetgeving en verwijzen naar de gezamenlijke oproep van VNO-NCW en MKB-Nederland om de transitievergoeding te betalen.
Geen zaak van OSB
Het hele statement van de brancheorganisatie luidt als volgt:
“OSB kan niet achterhalen of de bewering van CNV klopt dat er mogelijk honderden schoonmakers een zogenoemd ‘slapend dienstverband’ hebben. Arbeidsovereenkomsten tussen individuele bedrijven en hun medewerkers zijn geen zaak van OSB; leden zullen hun branchevereniging daarover niet informeren. Als het verschijnsel zich breed in de samenleving voordoet, is het niet onlogisch dat het ook in de schoonmaaksector voorkomt. Aard en omvang zijn ons echter onbekend.
OSB heeft de leden gewezen op de gewijzigde wetgeving en verwijst naar de oproep van VNO-NCW en MKB-Nederland aan het adres van bedrijven om de transitievergoeding te betalen, zodat ze deze later kunnen terugkrijgen. Mogelijk dat ondernemers vanuit ervaringen uit het verleden nog terughoudend zijn. Uitbetaling van de transitievergoeding kon de financiële positie van ondernemingen ondermijnen of bij het mkb de continuïteit zelfs in gevaar brengen. Door de wetswijziging is dit bezwaar echter weggenomen. Dat laat OSB ook aan de leden weten.”
Zaak van fatsoen
De transitievergoeding is verplicht, maar een dienstverband hoeft niet ontbonden te worden. Het lijkt een zaak van fatsoen. Althans, zo maken wij op uit de reactie van Arbeidsrechtjurist mr. Hella Vercammen van Clean Totaal vakpartner The Legal Company B.V.: “Slapende dienstverbanden komen al voor sinds de inwerkingtreding van de Wet Werk en Zekerheid in 2015. In rechtspraak is bevestigd dat dit niet verboden is en dat werkgevers niet gedwongen kunnen worden om het dienstverband te beëindigen zodat werknemers recht hebben op de transitievergoeding. De stellingname die de CNV hier inneemt is, wat mij betreft, dan ook te ongenuanceerd.”
Vercammen stelt dat deze actie verder geen rekening houdt met de belangen van de werkgevers, die de lasten moeten dragen. “Eerst moeten zij twee jaar lang loon doorbetalen, aanzienlijke re-integratiekosten maken en dan ook nog eens een transitievergoeding uitkeren bij ontslag. Dat telt wel aardig op. Daar komt nog bij dat door de contractwisselingen binnen de schoonmaak de transitievergoedingen enorm kunnen oplopen. Een bedrag dat, zeker voor MKB-schoonmaakbedrijven, erg lastig op te hoesten is.”
Eerder uitzondering dan regel
Vercammen: “Verder is het nog maar de vraag hoe vaak dit daadwerkelijk voorkomt. In mijn praktijk ben ik dit sinds 2015 nog nauwelijks tegengekomen. We wijzen altijd op het risico dat slapende werknemers, wanneer ze weer beter zijn, altijd terug kunnen komen en de “oude” positie kunnen claimen. Dat is een risico waardoor werkgevers welwillend kunnen staan tegenover het maken van afspraken over een beëindiging met wederzijds goedvinden. Werkgevers houden niet van losse eindjes.”
De compensatieregels van het UWV lijken inderdaad vrij keurig nu het mogelijk wordt om met terugwerkende kracht, dus voor situaties tot 1 juli 2015, compensatie te vragen. Maar het lijkt op een pleister die een wond moet herstellen. Vercammen: “Ideaal zijn de compensatieregels echter niet. Er moet niet vergeten worden dat een aanvraag voor compensatie pas per 1 april 2020 aangevraagd kan worden en werkgevers hier dus in feite aanzienlijke bedragen voor moeten schieten. En een compensatie is ook niet echt. Deze kosten worden immers uiteindelijk, links of rechtsom, door de werkgevers zelf bekostigd middels een premie van de sociale fondsen. Het ministerie verwacht dat nota bene dat er volgend jaar voor ruim een miljard euro aangevraagd gaat worden volgend jaar en verwacht vervolgens jaarlijks 188 miljoen euro. Dat laat overigens wat mij betreft al zien dat slapende dienstverbanden eerder uitzondering dan regel is.”