Vraag een vmbo-leerling wat die wil gaan worden en er volgt een keur aan beroepen. Jongens willen iets doen met techniek, meisjes iets met dieren, kinderen of haar. Een toekomst in de schoonmaak wordt nooit genoemd. Toch is dit een branche met een heel goed toekomstperspectief. Tijd voor een omslag, maar dat gaat volgens Anton van Wezep, hoofd Onderwijs en Marktontwikkeling van Savantis niet zonder slag of stoot.
Savantis richt zich op het leren en werken in de praktijk met als doel het bevorderen van kennis en het behouden van vakmanschap. Het is één van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven. Savantis is door de overheid verantwoordelijk gesteld om achttien ministerieel erkende beroepsopleidingen te onderhouden, leerbedrijven te begeleiden en deze te erkennen. “Oorspronkelijk beperkte onze organisatie zich tot de schilders- en onderhoudsbranche en de afbouw”, aldus Van Wezep. “Vijftien jaar geleden kwam daar het werkveld reclame, presentatie en communicatie bij. Je spreekt dan bijvoorbeeld over de standbouw en grafische vormgevers. Sinds vijf jaar zijn we ook actief in de schoonmaak- en glazenwassersbranche. Hierin werken circa 200.000 mensen. De meeste werknemers (70%) doen interieurschoonmaak. Ongeveer 10% is glazenwasser. De overige 20% zijn gespecialiseerde schoonmakers.”
Is er een groot verschil tussen de schoonmaakbranches en de andere branches die onder het beheer van Savantis staan?
“De branche is interessant, maar ook lastig”, stelt van Wezep.“Anders dan in bijvoorbeeld de schilderbranche, bestaat er nauwelijks een traditie waarin de branche structureel zelf mensen opleidt, zoals we dat kennen in het MBO (middelbaar beroepsonderwijs) en is er ook nooit geïnvesteerd in dat reguliere onderwijs, bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van vakdocenten. Daardoor waren er tot voor een paar jaar terug geen verbindingen tussen de branche en het onderwijsveld. Hierdoor vind je in het voortgezet onderwijs wel afdelingen voor bijvoorbeeld schilderwerk, metselwerk of autotechniek, maar niet voor de schoonmaak. Als gevolg van die ontbrekende wisselwerking tussen branche en regulier onderwijs heeft een carrière in de schoonmaak geen positie in de gedachtenwereld van de scholier en diens docenten. Omdat er geen vraag is van onderaf, is er bij mbo-scholen ook niet veel animo om vervolgopleidingen te organiseren op mbo-niveau. Het is een beetje een kip-ei-kwestie, want ook het omgekeerde geldt. Dat is echter geen reden om niet actief te worden en dat heeft de branche ook ingezien. De strijd tegen het ontbreken van een imago van de schoonmaak is ingezet met het aanbieden van mbo-opleidingen. Savantis is daarbij als kenniscentrum de ontwikkelaar en organisator van de opleidingen door deze te bevorderen in het mbo. Die taak hebben we gedelegeerd gekregen van de Stichting Raad voor Arbeidsverhoudingen Schoonmaak- en Glazenwassersbranche (RAS) die ook onze financier is. De opdracht komt voort uit CAO-afspraken.”
Een volledig mbo-traject opzetten lijkt geen sinecure. Hoe zijn jullie te werk gegaan?
Van Wezep: “Laat ik voorop stellen dat we deze klus moeten klaren met heel weinig mensen. In totaal werken er vier mensen aan voor heel Nederland, waarvan twee mensen in de buitendienst. Dat is ondoenlijk voor een overnight-invoering. Daarom hebben we gekozen voor een gefaseerde invoering, zowel qua regio als qua niveau. We zijn actief in de regio’s Friesland, Zwolle/ Apeldoorn, Amsterdam/kop van Noord Holland, West-Brabant/Den-Bosch en Heerlen. De meeste grote steden in het zuidwesten en midden van het land ontbreken dus. Dat heeft te maken met de grote stadsproblematiek die een speciale aanpak vraagt en waar de mbo-instellingen zeer moeilijk zijn te motiveren om nog meer activiteiten te ontplooien. Wij kiezen dus voor de regio’s waar op relatief korte termijn succes te behalen is. Als we daar in een consolidatiefase zitten, zullen we onze vleugels uitstrekken naar de rest van het land.”
“In de afgelopen jaren hebben we ook een compleet onderwijsprogramma ontwikkeld”, vervolgt Van Wezep. “We zijn begonnen met AKA-onderwijs, niveau 1, assistent. Dat is arbeidsmarkt kwalificerend onderwijs gericht op dropouts van het vmbo. Deze jongeren willen wel werken maar hebben nog geen beroepskeuze gemaakt omdat ze niet weten wat ze nu eigenlijk precies willen. De schoonmaak biedt hen een perspectief omdat er op uitvoerend niveau geen hoge opleiding of zelfstandigheid nodig is om in te stromen. Van daaruit is een verdere opleiding binnen of buiten de branche mogelijk omdat er een contact is gelegd met de arbeidsmarkt. Een toekomst opbouwen vanuit een werkende situatie is gemakkelijker dan vanuit zonder werk. De twee volgende niveaus 2 en 3 hebben we inmiddels ook goed op de rails. Bij niveau 2 gaat het om de opleidingen medewerker schoonmaak en glazenwasser met vier uitstroomrichtingen. Van daaruit kan een leerling verder door ook uit te stromen op een van de andere richtingen of door te gaan op niveau 3: allround medewerker schoonmaak en glazenwasser waarbij op dezelfde vier uitstroomrichtingen dieper wordt ingegaan op vaktechniek en zelfstandige keuze van toepassingen. In deze opleiding zijn ook de eerste beginselen van leiding geven aan een klein aantal collega’s opgenomen. Met het hoogste niveau 4 zijn we vorig jaar begonnen. Dit is een opleiding gericht op leidinggevend werken. Voor de precieze beschrijving verwijs ik naar het bijgaande schema.”
Het klikt in theorie allemaal erg mooi en doordacht. Maar je tackelt hiermee toch niet het imagoprobleem van schoonmaak in het onderwijs? Kortom: kun je wel voldoende leerlingen krijgen om een en ander in te vullen?
“Dat is een beetje afhankelijk van de leerweg die wordt gevolgd”, aldus Van Wezep. “Bij de Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL, ofwel het oude leerlingstelsel) lukt het aardig. Daar zijn mensen bij schoonmaakbedrijven in de praktijk werkzaam en ontstaat bijna vanzelf een opleidingsbehoefte. Mensen willen immers vooruit komen in hun werk en gaan al een dag in de week de schoolbanken in. In die gevallen hebben we meer moeite om de bedrijven bereid te vinden deze mensen op te nemen in hun bedrijf. Bij de Beroeps Opleidende Leerweg (BOL) is de situatie lastiger. Daar maakt de stage in een erkend leerbedrijf maar een derde van de opleiding uit en dat is nu juist de opleiding die door mbo-instellingen wordt aangeboden. Daar moeten we als Savantis niet alleen zorgen voor een compleet leerprogramma en de werving van mbo-scholen die dat programma willen opnemen, maar ook voor het werven van leerlingen die die opleiding willen volgen. Eigenlijk is dat de taak van de school, maar die hebben zeker in de startfase onvoldoende kennis van de sector en staan ook niet altijd te popelen om dat traject in te gaan. Wij staan dus voor de lastige taak om vmbo-leerlingen te interesseren. Daarvoor moeten we de boer op om presentaties te geven op vmbo-scholen en gesprekken te voeren met klassendocenten die een belangrijke rol spelen in de beroepskeuze van jongeren. Onze mankracht en het budget om een zeer goede invulling te geven, zijn echter te beperkt. Het is vooral een kwestie van lange adem. Een echte imagocampagne is nodig om de schoonmaak meer op de kaart te zetten, maar dat kost heel veel geld. Denk bijvoorbeeld aan advertenties in jongerenbladen en commercials op radio en tv. Het ontbreekt ons (de branche) aan middelen om dit grootschalig aan te pakken. Op dit terrein zouden de individuele schoonmaakbedrijven, vooral daar waar men reeds een band met een school heeft (scholen zijn ook opdrachtgevers voor de bedrijven) het nodige kunnen betekenen.
Stel dat iemand kiest voor een carriere in de schoonmaak, wat zijn dan de toekomstperspectieven en is er ook ge
ld voor opleidingen?
ld voor opleidingen?
Van Wezep: “Als je spreekt van de BBL is er sprake van een baan en dus geld verdienen, maar ook de mogelijkheid je verder te ontwikkelen en door te groeien naar een hoger niveau. Er zijn maar weinig leerlingen waar de leerwerkplek niet in een dienstverband wordt omgezet. Voor de BOL ligt dat wat anders. Toch is ook daar de kans op een dienstverband groot. Er is in de branche een jaarlijks verloop van circa 20%, dus er is een constante vraag naar nieuwe medewerkers. Met een goede opleiding als ondergrond kan men doorstromen naar hogere opleidingen of trainingen en deze met meer rendement doorlopen. Bovendien is er de bedrijfstak (RAS) die mede met steun van het Europees Sociaal Fonds (ESF) bedrijven en medewerkers financieel ondersteund om verdere trainingen te volgen. Als iemand eenmaal in de branche werkt, zijn er dus goede mogelijkheden om via deeltijd opleidingen door te stromen. Volg je het dagonderwijs dan kun je ook doorstromen naar de naastliggende hogere opleiding. Na een niveau 4 opleiding dan kun je doorstromen naar het hbo. Als je echter leidinggevend bent, heb je een drukke baan. Het is dan onmogelijk om een voltijds hbo-studie te volgen en vrijwel onmogelijk om dat in deeltijd te doen. Bovendien is er geen hbo-schoonmaak, maar is die er wel voor facilitaire dienstverlening. Daarmee kun je een goede positie opbouwen als facilitair manager bij een opdrachtgever of op dat niveau werken binnen een groter schoonmaakbedrijf. Overigens zijn we nog maar nauwelijks begonnen met niveau 4 om een inschatting te maken hoeveel mensen uiteindelijk daadwerkelijk doorstromen naar het hbo. Voordat het zover is gaan er nog een aantal jaren overheen.”
Een bekende klacht is dat theorie en praktijk niet goed genoeg aansluiten. Hoe is dat gegarandeerd binnen de mbo-opleidingen?
Van Wezep: “We bieden mbo-docenten in samenwerking met de SVS de mogelijkheid om het vak van binnenuit te leren kennen door het volgen van cursussen. Daarnaast zijn er voor de lagere niveaus natuurlijk al leerkrachten huishoudkunde die een redelijke kennis van schoonmaak hebben en daarmee invulling kunnen geven aan het lesprogramma. Voor de hogere niveaus adviseren we de opleidingen om vakdocenten uit de branche in te huren. Die zijn er via de SVS waar we intensief mee samenwerken ruim voldoende. Maar belangrijker nog is het feit dat een groot deel van de opleiding in de beroepspraktijk plaatsvindt, zodat de aansluiting er per definitie is. Docenten kunnen zich niet permitteren de praktijkervaringen van de leerlingen links te laten liggen. Hun taak is juist die ervaringen verder uit te diepen waardoor men de praktijk beter begrijpt en meer kennis krijgt van methoden, materialen ondergronden en hoe men met de omgeving om moet gaan.”
Leon van den Berg (lvandenberg@www.cleantotaal.nl) is redacteur van Clean Totaal.