Wat doet het schoonmaakbedrijf als de opdrachtgever stelt: “Er is geen financiële ruimte tot prijsverhoging. Of u blijft hetzelfde werk doen tegen de huidige prijs of anders gaan we de markt op.”
Een dikwijls terugkomend dilemma. Natuurlijk wil het schoonmaakbedrijf haar omzet niet kwijt en zal er gezocht gaan worden naar verdergaande efficiency maatregelen. Simpel gesteld: frequenties worden wat aangepast en periodieken wat uitgesteld, paar uurtjes minder ingezet en het was opgelost. Althans, zo ging het tot dusverre regelmatig in de praktijk. Uit recente discussies blijkt echter dat de bodem in 2010/2011 al bereikt is, de rek is eruit. De werkdruk kan en mag niet verder omhoog. Maar een verhoging van 4% poets je niet zomaar weg.
Er zijn diverse redenen die een prijsaanpassing van circa 4% rechtvaardigen:
Hier komt voor de schoonmaakbranche echter nog bovenop de nadelige gevolgen van de Wet Uniformering Loonbegrip (WUL). Deze kabinetsmaatregel is feitelijk bedoeld als een instrument tot administratieve lastenverlichting, doch pakt voor branches waarin veel part-time medewerkers werkzaam zijn kostenverhogend uit. De schoonmaakbranche mag hier absoluut toe gerekend worden. Reden hiervan is de afschaffing van de franchise bij de WW-Awf premie. Hierdoor moet nu in tegenstelling tot voorgaande jaren opeens over het volledige loon premie afgedragen worden.
Voorts treden er wijzigingen op aangaande werkgeversheffing Zvw, wijzigt het premiekortingstelsel en wordt de AOW leeftijd verhoogd. De verhoging AOW leeftijd impliceert weer dat de werkgeversheffing Zvw langer doorbetaald moet worden. Grosso modo betekenen deze factoren een extra kostenstijging van rond de 1%. Plastisch uitgedrukt: Door de WUL is de schoonmaakbranche spreekwoordelijk de …
Aan beiden: Verlies hierbij het veel geprezen argument “respect” vooral niet uit het oog! Wellicht smelt de te verwachten problematiek aangaande acceptatie van deze prijsaanpassing dan als sneeuw voor de zon weg.