Het is een immer terugkerende discussie: Sluit de opleiding wel aan bij de dagelijkse praktijk? Het is een vraag die altijd leeft bij de opleidingsinstituten en het RAS-Examenbureau. Om de praktijk dichter bij de scholing te brengen is onlangs de Vaktechnische Commissie door de RAS opgericht. Met deze club wijze heren en dames (allen RAS-examinatoren) dient de kloof gedicht te worden en zou het introduceren van innovatieve reinigingsmethoden in de opleiding makkelijker worden.
De Vaktechnische Commissie bestaat uit Jeroen Aalbers, Frans Tijsse Klasen, David van Schaijk, Gerard Spoor, Rob van der Steen en Adinda Venneker. Vanuit de RAS zijn Anne Sparidans en Peter Bannink betrokken. Clean Totaal ging op afstand in gesprek met de drie laatstgenoemden over het nieuwe initiatief.
Oorsprong
De Vaktechnische Commissie heeft als doel om de opleiding beter aan te laten sluiten bij de dagelijkse praktijk en dient er tevens aan bij te dragen dat innovaties sneller omarmd worden. Coördinator RAS-Examenbureau Peter Bannink: “Wij merken dat er in de branche een aantal innovaties zijn die niet algemeen worden gebruikt door schoonmaakbedrijven. Denk bijvoorbeeld aan diamantpads. Sinds wij deze in de opleiding en examens vloeronderhoud hebben opgenomen, heeft het gebruik hiervan een vlucht genomen. Maar ook het tegenovergestelde is waar. Compacte schrobzuigmachines als de i-mop worden steeds vaker gebruikt, maar hebben geen plek in de toets- en eindtermen van de basisvakopleiding. Dat is natuurlijk gek als schoonmakers er steeds meer mee werken, maar er niet mee worden opgeleid.”
Het probleem bij veel opleidingen is dat er steeds vaker opgeleid wordt voor het examen. Bredere kennis en noviteiten worden niet of nauwelijks behandeld in het programma. Dat wordt herkend door de RAS die met de Vaktechnische Commissie ook de aanwezige kennis bij de opleidingsinstituten wil vergroten. Zo gaan leden van de commissie naar leveranciers en producenten om nieuwe producten en technieken te testen. Als voorbeeld noemt Bannink een trip van een lid naar Dr. Schutz waar de voor- en nadelen van twee componenten polyurethaan coating op vloeren werden behandeld. Het is aan de commissie om te bepalen wat dit in de praktijk betekent en hoe je daarmee om moet gaan. Deze kennis moet uiteindelijk bij alle opleidingsinstituten terecht komen, want zo kunnen medewerkers er ook mee aan de slag.
Praktijkkennis
RAS beleidskundige Anne Sparidans verklaart dat de commissie tevens een klankbordgroep is voor alle examinatoren. “Iedereen mag zaken inbrengen die van invloed kunnen zijn op de opleiding of de eind- en toetstermen. Zelfs leveranciers.” Ze krijgt bijval van Bannink. “Neem nu bijvoorbeeld de praktijk van het reinigen van de toiletpot met de inzetborstel. Dé manier om het goed schoon te krijgen is inzetten, schuim maken en inwerktijd gunnen. Echter wordt dit in de praktijk niet meer toegepast, kalkverwijderaars schuimen immers nauwelijks en geven een goed resultaat. Dus we zijn van plan om meer methoden toe te staan die gericht zijn op wat mensen in de praktijk doen. We moeten dan wel weten wat er precies in de praktijk gebeurt. De bundeling van honderden jaren praktijkervaring van de examinatoren in de commissie helpt de RAS daarbij.”
Wat de RAS doet is niet per se nieuw, maar het kan bijdragen aan het sneller aanpassen van de eind- en toetstermen. Dat is een proces dat logischerwijs lang duurt. Een kleine wijziging duurt meestal al een paar maanden om door te voeren. Bannink: “We hebben te maken met een hele keten. Als de termen worden aangepast, moet dat eerst door sociale partners vastgesteld worden. Vervolgens doorgevoerd worden in de opleidingen en moeten docenten en examinatoren getraind worden. Daar gaat nu eenmaal tijd overheen. Met de Vaktechnische Commissie hopen we in ieder geval aan de voorkant snel consensus te bereiken om dat vervolgens door het bestuur goed te laten keuren. Dit kan voor een versnelling zorgen.”
Praktijk nu eenmaal anders
RAS-Examinator en regio opleider bij Asito Adinda Venneker maakt deel uit van de Vaktechnische Commissie. Volgens haar sluit de opleiding nog steeds grotendeels aan bij de praktijk. Al moet in ogenschouw genomen worden dat het geleerde altijd het meest optimale is. Of zoals Venneker zelf zegt: “Sommige onderdelen werken in de praktijk nu eenmaal anders dan je leert. En daar zijn verschillende oorzaken voor. Van tijdsdruk tot andere middelen en materialen. Schoonmaakbedrijven zijn vrij om daarin zelf een keuze te maken.”
Volgens haar is het altijd tweeledig. “Aan de ene kant doceer je vanuit de perfecte wereld en aan de andere kant zie je in de praktijk de marktwerking. Die kan ervoor zorgen dat de werkelijkheid verder af ligt van de opleiding. Het mooiste is als deze twee werelden perfect op elkaar aansluiten. Concurrentie in de schoonmaak is hevig met als gevolg dat de ideale wereld verder af komt te liggen van de werkelijkheid. Hierdoor kan de geleerde basiskennis moeilijker toepasbaar zijn.” Logischerwijs verdwijnt op deze manier de geleerde basiskennis uit de ideale wereld.
Venneker hoopt dat zij samen met haar collega’s in de commissie de kans krijgt om andere methodieken te onderzoeken. “Zijn er methodes die een beter resultaat geven of ergonomisch prettiger werken? Dan willen wij dat weten om te onderzoeken. Het voordeel van de huidige samenstelling van de commissie is dat deze bestaat uit een zeer gemêleerd gezelschap. Dat maakt dat je veel verschillende invalshoeken krijgt om uiteindelijk tot een afgewogen oordeel te komen.”
Innovatie
Er wordt nogal eens geklaagd dat bepaalde innovaties niet zijn opgenomen in de opleidingen. Zo zijn er vooralsnog geen eind- en toetstermen voor het gebruik van de i-mop of de vergelijkbare Numatic 244NX. Maar ook het tegenovergestelde is waar, weet Bannink te vertellen. “Toen ik nog voor SVS werkte, hoorden we van leveranciers die een toename in verkoop zagen wanneer een product of methode verplicht werd in de opleiding. Dat zagen we bijvoorbeeld heel duidelijk bij de invoering van microvezel, maar ook bij diamantpads in het vloeronderhoud.”
Daarmee zegt Bannink dat het RAS-Examenbureau een functie heeft in de omarming van innovatie in de sector. Want schoonmakers komen met producten in aanmerking die blijkbaar efficiënter of ergonomischer werken dan de producten waar zij dagelijks mee in de weer zijn. “En daarom staan we met de Vaktechnische Commissie in nauw contact met de branche om te kijken welke innovaties we kunnen opnemen in de examens en opleidingen. Want wat blijkt: ondernemers zijn soms toch best behoudend in het omarmen van innovatie.”
“Het is prachtig als wij ondernemers kunnen prikkelen om mee te denken”
Bannink krijgt bijval van Venneker: “Het is natuurlijk prachtig als wij ondernemers kunnen prikkelen om mee te denken en een rol kunnen spelen in de vernieuwing; vanuit het opleiderschap een norm meegeven om het gebruik te stimuleren. Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van bepaalde hulpmiddelen die hun nut al lang bewezen hebben als de interieur- of sanitairmop. In de praktijk zien we die niet altijd terug, terwijl het een super ergonomisch instrument is dat een goed resultaat levert!” De eerste vergaderingen van de Vaktechnische Commissie zitten er inmiddels op. Doordat de notulen openbaar zijn, kunnen we daar allemaal iets van vinden. Maar één ding is zeker: hiermee wordt het gat tussen opleiding en praktijk verkleind en dat is iets waar we allemaal beter van worden.