Zoals eerder gepubliceerd hebben de gezamenlijke werkgeversorganisaties OSB, Veneca (catering) en Nederlandse Veiligheidsbranche een whitepaper aangeboden aan de Vaste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dit met als doel een Dienstenpact af te sluiten, teneinde ondersteuning van overheidswege te krijgen om de werkgelegenheid te houden. En passant worden er nog wat tikjes uitgedeeld. De bonden zijn het met diverse argumenten in de whitepaper niet eens.
FNV
Gewoon doen
FNV Bestuurder Jet Linssen laat weten een aantal genoemde zaken te herkennen. Zij is zonder meer van mening dat de positie van werkenden aan de basis van de arbeidsmarkt versterkt moet worden. Het belang van een Dienstenpact ziet zij echter niet: “Wij zijn voor een gezamenlijke en integrale aanpak om brede banen met meer uren te scheppen voor een werknemer. Daar hebben we geen dienstenpact voor nodig, maar gewoon de bereidheid van werkgevers (in ieder geval in de drie genoemde branches) om maatwerk te leveren. Gewoon gaan doen, via de pilots zoals we in de CAO hebben afgesproken, maar ook breder. Het vraagt vanuit werkgeverszijde inzet om dit te regelen.”
Ongewenst stapelen
Linssen vindt het door de initiatiefnemers onder aangevoerde argument onder punt 6 van de whitepaper (versterken positie werkenden) niet terug in het huidige traject “SER verkenning combinatiebanen”: “Daar wordt door werkgevers op centraal niveau het uitgangspunt dat mensen soms noodgedwongen kleine banen gaan stapelen en dat dit leidt tot een beperkt inkomen vooralsnog niet onderschreven. Deze SER verkenning zou juist mooie aanknopingspunten kunnen bieden voor de geschetste problematiek. Maar dan moet de discussie in SER nog wel een wending nemen waarin er brede erkenning komt voor het gegeven dat veel werknemers ongewenst banen stapelen.” Linssen benadrukt dat de aanpak banen stapelen op alle niveaus moet plaatsvinden. Op landelijk, sectoraal en in de bedrijven zelf: “Ik hoop dat de drie branches hier nadrukkelijker ook positie innemen binnen de werkgeversgeleding van de SER.”
Lastig
Wat de FNV bestuurder lastig in te schatten vindt is wat de inzet is vanuit de catering en beveiliging branches op het punt van de opleidingen. Steun voor NL-les vanuit de overheid, juist voor laaggeletterden, heeft de steun van het FNV.
Geen oneerlijke concurrentie?
Met het door de branches in hun whitepaper aangevoerde argument aangaande oneerlijke concurrentie door de overheid is Jet Linssen het volstrekt oneens:
“Wat betreft het punt oneerlijke concurrentie door de overheid zal het je niet verbazen dat we het hier niet mee eens zijn. Het staat iedere organisatie in NL vrij om facilitaire diensten zelf uit te voeren of uit te besteden. Ons oordeel wordt gebaseerd op de situatie waarin de schoonmakers werken, niet bij wie ze in dienst zijn. We zijn tegen verdringing, rondpompen. We zijn voor ontwikkelmogelijkheden, goede arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden. Als door een besluit van een gemeente schoonmakers worden rondgepompt of hun baan kwijt raken zijn we tegen. Als de rijksoverheid de schoonmakers in dienst neemt zijn we voor. Wij zullen een oproep de inbesteding terug te draaien nooit ondersteunen.”
Privatisering niet altijd succesvol
Linssen stelt voorts dat het FNV kijkt naar de positie van werknemers, niet alleen naar de markt. Daarnaast stelt zij dat uit onderzoek blijkt dat alleen de privatisering van de telefoniemarkt succesvol is geweest. In andere sectoren leidde privatisering niet alleen tot aantasting van de arbeidsrechten van de werknemers, maar ook tot hogere kosten voor de belastingbetaler. Linssen:” Het niet ondersteunen zal OSB niet verrassen, we hebben steeds gezegd, we kijken per keer naar positie van de schoonmakers, los van wie hun werkgever wordt…..
Werk en Zekerheid
De FNV bestuurder herkent zich niet in de geschetste effecten van de Wet Werk en Zekerheid. De mogelijkheden voor een flexibele schil waren volgens haar in de CAO schoonmaak de afgelopen jaren beperkter (1,5 jaar) en de kantonrechtersformule was vele malen hoger: “De nieuwe CAO geeft langer de tijd (2 jaar) een flexibele schil te gebruiken en de transitievergoeding is stukken lager. In de praktijk blijkt trouwens dat zelden aan een schoonmaker een transitievergoeding wordt betaald. Kenmerkend voor de sector is juist minder uren…… Wat weer leidt tot kleinere banen, wat weer kan leiden tot stapelbanen…..”
Plus en min
Tot slot merkt Linssen nog op dat erin de whitepaper helaas geen gebruik is gemaakt om ook aandacht te vragen voor aanpassing dienstregeling huishoudelijk werk. Iets waar het FNV groot voorstander van zijn.
Wel sluit zij af met een positieve noot: “Groot voordeel zien we in de samenwerking met catering en beveiliging. Laten we deze samenwerking van pas laten komen bij het vormgeven van onze pilots (werkdruk, robotisering, multi-inzetbaarheid, meer fulltime) en opleidingswensen van werknemers. En als de overheid zich daarbij wil aansluiten, fantastisch!”
CNV
CNV bestuurder Jan Kampherbeek stelt de zes genoemde zorgpunten zoals die vermeld staan in de whitepaper te kennen, doch te verschillen qua prioriteitstelling.
Slecht voor de markt
Kampherbeek benadrukt dat het credo mensen horen bij hun werk één de uitgangspunten van CNV is:
“De door OSB genoemde oneerlijke concurrentie door de overheid is voor schoonmakers een probleem als het betekent dat ze ingeruild worden voor andere mensen (rondpompen) .Dat is verdringing. Het is voor onze leden daarentegen geen probleem als ze bij de overheid in dienst komen. Ik herken wel dat het slecht is voor de schoonmaakmarkt maar of het slecht is voor mensen hangt dus vooral af van hoe je er mee omgaat. Wij beoordelen dat bij elk geval apart.”
Onzin
De CNV bestuurder kwalificeert het in de whitepaper aangevoerde argument dat ontslag moeilijker en kostbaarder is geworden als onzin:“ Heel veel schoonmaakbedrijven zijn nog niet van plan om de transitievergoeding te betalen en een dergelijk vergoeding is al veel minder dan welke kantonrechtersformule dan ook. Het is dus eerder goedkoper geworden. “
Worsteling
Kampherbeek (h) erkent wel de worsteling rond ziekte en arbeidsongeschiktheid. “Daar zijn we in doorgeslagen en dat leidt tot rare en onredelijke situaties binnen de sector bijvoorbeeld van mensen waarvan we weten dat ze niet meer aan het werkkomen die dan in een 2e spoor traject moeten.”
Samenwerken is prima
De CNV bestuurder stelt dat het wat hem betreft prima is dat de facilitaire sectoren samenwerken.: “ Dat kan ook goed zijn voor de invulling van een aantal van onze projecten waarin we inzetten op het verbreden van werk. Ik heb al eerder wat gezegd over één facilitaire cao en dan helpt een goede samenwerking op werkgeversniveau daar zeker bij”.