Als je schoonmaak als sport zou neerzetten, dan mag je het schoonmaken in de hotellerie en recreatiesector bestempelen als topsport. De verhalen uit het verleden zijn bekend en nog steeds beboet Inspectie SZW hoteleigenaren en schoonmaakbedrijven vanwege het niet naleven van de Nederlandse wet- en regelgeving. Amsterdam spant de kroon. Een masterscriptie in opdracht van Stichting FairWork schijnt licht op deze onzichtbare tak van sport.
Anneke Albers is de voormalig studente antropologie die besloot om de Amsterdamse hotelwereld van de andere kant te bekijken. “Ik ben woonachtig in Amsterdam en had mij eigenlijk nooit afgevraagd wat er achter de deuren van de hotels afspeelde. In opdracht van FairWork ging ik undercover in de schoonmaak, sprak ik met supervisors, schoonmakers, hoteleigenaren en liep ik mee met de Inspectie SZW. Om dit onderzoek vanuit het perspectief van de schoonmaker zelf te kunnen doen.” Ze omschrijft haar tijd als schoonmaker als een tijd in een wereld die voor de meeste mensen normaliter verborgen is, maar waarin heel veel gebeurt. “En dan heb ik het niet alleen over de werkzaamheden en de tijdsdruk, maar ook over de onzekerheid en over de afhankelijkheid van arbeidsmigranten die op hun werkgever moeten vertrouwen voor huisvesting. Als Nederlander heb je een vangnet, voor arbeidsmigranten is dat er niet.” En dan is er nog niet eens gesproken over het kennisgebrek van hun rechten en de wet- en regelgeving van de arbeidsmarkt.
Hele keten heeft verantwoording af te leggen
Dat is een van de grootste oorzaken van de kwetsbaarheid van de hotelschoonmakers in Amsterdam. Volgens Albers zijn bijna alle werknemers mensen die recentelijk naar Nederland zijn geëmigreerd. Zij ervaren strubbelingen bij het vinden van woonruimte, mede dankzij het relatief lage inkomen. Werkgevers maken misbruik van de situatie en komen ongestraft afspraken uit de cao en de contracten niet na. Simpelweg omdat schoonmakers niet s de mogelijkheid hebben om deze zelf te kennen of af te dwingen. Non-profit organisaties als FairWork maar ook vakbonden bieden een helpende hand. Zij helpen kwetsbare werknemers, doen onderzoek, voeren campagnes en lobbyen bij politiek en werkgevers. Eline Willemsen van FairWork zet zich dagelijks in voor de kwetsbare doelgroep. Zij roept op tot ketenverantwoordelijkheid, iets waar de Code Verantwoordelijk Marktgedrag zich ook al jaren mee bezig houdt. “Hoe is het mogelijk dat een hoteleigenaar, die weet dat zijn/haar schoonmakers door de kamers worden gejaagd, verwijst naar het schoonmaakbedrijf en zelf zegt onschuldig te zijn?” Zoals zo vaak blijkt de prijs leidend. “Wij vragen dan ook aan schoonmaakondernemers en hoteleigenaren: ‘wil je zelf werken voor je eigen bedrijf als schoonmaakmedewerker?’ Als het antwoord nee is, dan moge duidelijk zijn dat er werk aan de winkel is”, aldus Willemsen.
De rol van de supervisor wordt onderschat
Naast de afhankelijkheid van de werkgever hebben hotelschoonmakers veel onzekerheid. Flexibele contracten met een minimaal aantal zekere uren zijn eerder regel dan uitzondering. Ondanks de kleine contracten wordt er meestal wel fulltime gewerkt in deze gespannen arbeidsmarkt. Maar bij ziekte of onverwachte terugval in geboekte kamers zitten zij thuis met een minimaal inkomen. Daarnaast is het van belang om een goede relatie met de supervisor (meewerkend voorman) te onderhouden. Het wil voorkomen dat zij vanwege persoonlijke redenen medewerkers niet inroosteren. Dag werk, dag salaris. Er ligt veel druk op de schouders van de supervisor. Het schoonmaakbedrijf wil dat de tijdsnormen per kamer worden gehaald en het hotel eist hoge een hoge kwaliteit. Dit zorgt voor stress en dat kan resulteren in scheldkanonnades of het niet opschrijven van gewerkte uren. Albers: “De rol van de supervisor mag niet onderschat worden. Soms is het zo dat zij niet geschikt zijn voor de functie.” Als voorbeeld noemt ze een afgestudeerde van de hotelschool. “Die zijn goed opgeleid en weten voldoende over werktijden en budgetten, maar het ontbreekt het aan schoonmaakkennis. Hoe kun je van hen verwachten om te bepalen wat juiste normen zijn en hoeveel uren er worden ingezet voor de schoonmaak? Dat is lastig.”
Meer controle door overheid nodig
Als aanbeveling aan de Inspectie SZW stelt Albers dan ook dat er meer gecontroleerd en gehandhaafd moet worden op werkgevers die zich niet houden aan de afspraken in de cao. In de masterscriptie staat het volgende: ‘De enige manieren om erachter te komen of dit gebeurt, zijn door het houden van verassingsinspecties en door regelmatig met schoonmakers in gesprek te gaan. Wanneer misstanden naar voren komen, moet bij de bestrijding hiervan de belangen van schoonmakers centraal staan. Bijvoorbeeld in het geval dat schoonmakers per kamer betaald worden; dan moeten niet alleen de werkgever en opdrachtgever beboet worden. Schoonmakers moeten gecompenseerd worden, zonder dat ze uitgebreid schriftelijk bewijs hoeven te leveren. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door te kijken naar loonstrookjes uit het verleden, en dan een berekening te maken van het ongeveer gemiste aantal uren. Dit kan dan op de werkgever teruggevorderd worden.’
Werkgevers moeten volgens Albers duurzaam investeren in personeel in plaats van het constant overvragen van het personeel. “Dagelijks werken de schoonmakers en supervisors keihard om de kamers op tijd schoon te krijgen. Met te weinig tijd en te weinig mensen. De verantwoordelijkheid van het resultaat hoort bij de werkgever, maar komt vaak op het bordje van de werknemers. Zij zouden juist gewaardeerd moeten worden en aan de slag kunnen met realistische normen voor snelheid en kwaliteit.” Albers vindt dat de normen aangepast moeten worden. “Ze moeten niet gebaseerd worden op de principes van winst, maar er moet gekeken worden naar de fysieke mogelijkheden, de ergonomie en de verschillende objecten in de hotelkamers. Supervisors en ervaren schoonmaakmedewerkers zouden hierin een leidende rol moeten hebben.”
Belangen hotelschoonmakers centraal
Het is een onbekend en onzichtbaar probleem waar de Amsterdamse hotelschoonmakers mee kampen. Veelal wordt gezegd dat dubieuze praktijken tot het verleden behoren, totdat je de praktijkverhalen van FairWork aanhoort. En dat is slechts het topje van de ijsberg. Veel problemen zijn onzichtbaar voor werknemersorganisaties, NGO’s en de overheid. Omdat de schoonmakers, voornamelijk migranten, zelf niet op de hoogte zijn van de wet- en regelgeving, zoeken zij ook geen hulp. Mede ingegeven door angst om hun baan te verliezen of niet meer te worden ingepland. Al gaat het goed met de Amsterdamse hotelindustrie, corona niet meegerekend, dat wil niet zeggen dat het goed gaat met de Amsterdamse hotelschoonmakers. “Om de ontwikkeling van Amsterdamse hotelsector duurzaam door te zetten moeten we schoonmakers en hun belangen centraal zetten”, besluit Albers.
Alle prijzen en bloemlezingen over maatschappelijk verantwoord ondernemen ten spijt, blijkt er op sommige plekken nog een wereld te winnen. In een mensgedreven business in de schoonmaak is het altijd de mens die de dupe is van oneerlijke praktijken. Om de beschreven voorbeelden uit het onderzoek en het interview te omschrijven als moderne slavernij, dat is een brug te ver, maar wie zegt dat de gehele schoonmaakbranche zuiver is, mag zich achter de oren krabben. Zoals André Hazes ooit zong: “Er zijn veel goede mensen, maar slechte zijn er ook, helaas ’t is waar.”