Volgens Jack Stuifbergen van Breedweer moet de hele schoonmaak op de schop. Niet om het kaf van het koren te scheiden, maar om impact te maken. Want dat is waar het volgens hem allemaal om draait. Hij vraagt zich dan ook hardop af waarom bedrijven elkaar concurreren op marginale toegevoegde waarde in plaats van maatschappelijk rendement. Want dat is waar de schoonmaak in uitblinkt.
Schoonmaakorganisatie Breedweer uit Uitgeest is een social enterprise. Dat wil zeggen dat het maatschappelijke waarde boven financiële waarde stelt. Winst wordt beperkt uitgekeerd en zoveel als mogelijk geherinvesteerd in de onderneming. Winst is dus niet het verdienen van zoveel mogelijk euro’s, maar het creëren van maatschappelijke impact. En laat de dienstverlening daar nu goed in zijn. Schoonmaak is bij uitstek geschikt om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt kansen te geven tot een baan op mbo niveau. Dat is waar o.a. Breedweer in uitblinkt. En dat zouden veel meer bedrijven kunnen doen, stelt Breedweer directeur Jack Stuifbergen.
Vraag door!
Bij de meeste aanbestedingen zijn twee zaken al volledig dichtgetimmerd: het programma van eisen en de onder/bovengrens van de kosten. Oftewel, de opdrachtgever weet in principe al wat voor schoonmaak hij gaat krijgen en wat hij hiervoor gaat betalen. “Wat is dan nog de meerwaarde”, vraagt Stuifbergen zich hardop af. “Als je weet hoe er wordt schoongemaakt en wat ervoor wordt betaald, dan zit de meerwaarde in de rest van de dienstverlening. Maar wat is dat dan? Ik geloof dat dit het maatschappelijk belang is. Helemaal bij semi-overheid. Zij zijn er immers voor het maatschappelijk belang. Waarom zou je dat dan niet doorvoeren bij de facilitaire partners? Daarom stellen wij altijd de vraag: Hoe kunnen we, als dienstverlener, het maatschappelijk belang dienen (in welke vorm dan ook)?”
Stuifbergen vervolgt: “We vergeten nog wel eens dat onze dienstverlening bijzonder waardevol is voor de hele maatschappij. Wij zijn bij machte om een kwetsbare doelgroep duurzaam naar arbeid te brengen. Als je dit dan ook nog kunt koppelen met circulaire businessmodellen, dan beteken je echt wat voor de opdrachtgever.”
Inkoop heeft macht
Feitelijk heeft de inkoper (bij overheidsinstanties) het voor het zeggen. Te vaak ziet Stuifbergen dat hij of zij voor de veilige weg kiest, terwijl hij vindt dat ze meer een adviserende rol zouden moeten aannemen. “Als je pennen inkoopt, zou je geen uitvraag moeten doen naar pennen, maar naar schrijfgerei. Om de vraag te stellen hoe leveranciers denken te kunnen helpen en hoe zij een bijdrage kunnen leveren aan de primaire doelstelling van de organisatie; het dienen van de maatschappij.”
“Iedere euro die de schoonmaak kost, kan tot 400 euro aan maatschappelijk rendement opleveren”
Dit gaat verder dan social return, het gaat om het implementeren van de Sustainable Development Goals die in 2015 zijn opgesteld door de Verenigde Naties. Daarvan hebben we nog maar negen jaar te gaan om deze te behalen, maar volgens Stuifbergen lopen we bijna 60 jaar achter. “Wij hebben modellen ontwikkeld die maatschappelijk rendement kwantificeren in financiële waarde. Zo creëer je een compleet nieuwe business case die uitgaat van de impact die wordt gerealiseerd. Zo kun je in de meest positieve gevallen zeggen dat iedere euro die de schoonmaak kost tot wel 400 euro aan maatschappelijk rendement oplevert. Als we dit in de keten kunnen organiseren met het totale facilitaire cluster voor een opdrachtgever, dan worden wij als schoonmaak ineens zeer belangrijk.” De visie kan er uiteindelijk toe leiden dat schoonmaak niet langer de sluitpost is voor organisaties, maar een investering die impact heeft op vele fronten.
Facilitair cluster zeer geschikt voor impact
Om impact te maken is samenwerking door de gehele keten noodzakelijk. Bij semi-overheid dienen de ambtenaren een bijdrage te leveren. Zonder commitment van de partners in de samenwerking kan Breedweer het ook niet bolwerken. Maar als het lukt, dan zijn de resultaten uitstekend, ook bij overname van personeel. “Die mensen krijgen bij ons de kans om zich te doorontwikkelen. We mogen niet vergeten dat 60 procent van de medewerkers in onze branche laaggeletterd is. Ons doel is om ze te ontwikkelen richting MBO niveau 1 en ze te enthousiasmeren voor een niveau hoger. Dat geeft hen een startkwalificatie zodat zij een opleiding kunnen volgen om de job te gaan doen waar ze van dromen. Als zij doorstromen, komt er ruimte vrij voor mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. In samenspraak met gemeente realiseren wij een leerwerktraject. De uitstroomverplichting van deze mensen is overigens een keiharde KPI. Aan de voorkant spreken wij al af dat wij bijvoorbeeld twaalf mensen duurzaam richting arbeid brengen (keer x euro aan maatschappelijk rendement).”
Een logisch verhaal, maar in de praktijk soms best wel lastig. Gemeenten willen namelijk ‘gewoon’ schoonmaak inkopen voor een bepaalde prijs en een vooraf afgesproken resultaat. Aan SROI wordt dan nog wel een getal gehangen, maar dat is het dan vaak ook wel. “Maar als de gemeente doorvraagt, dan wordt het pas écht interessant, voor de hele branche. Ik vind dat iedere gemeente zou moeten vragen: dit is de schoonmaak, dit willen we betalen, en hoe denkt u een bijdrage te leveren aan maatschappelijk rendement in onze regio? En wat kost de schoonmaak ons dan feitelijk? In sommige gevallen, waar alle schakels perfect in elkaar overlopen, levert een schoonmaakcontract alleen maar geld op.”
SVS diploma niet duurzaam
Stuifbergen is overigens kritisch op de ontwikkelingen die de schoonmaaksector heeft doorgevoerd. Zo deelt hij de mening dat het prachtig is dat medewerkers opgeleid worden tot vakschoonmaker, maar vindt hij ook dat dit niet leidt tot duurzame ontwikkeling. “Een SVS diploma halen is het leren van een kunstje, het herhalen van een handeling die je uitvoert. Het is goed dat dit er is, maar duurzaam opleiden gaat verder. Als je laaggeletterdheid aanpakt, dan zorg je ervoor dat schoonmakers over de hele linie groeien. In combinatie met ontwikkeling op het gebied van rekenen zorg je er daadwerkelijk voor dat de droombaan van de schoonmaakvakkrachten binnen handbereik komt. Daar zou je naartoe moeten.”
Het leidt er volgens Stuifberen toe dat SVS wel eens ‘misbruikt’ wordt. De opleiding is relatief snel te volgen, goedkoop en heeft een hoog slagingspercentage. Schoonmaakbedrijf blij, opdrachtgever blij, maar geen maatschappelijke impact. En als de gemeente de opdrachtgever is, dan zou dat wel moeten, zo stelt hij. “Dat is de plicht van alle handelingen die semi-overheid verricht.”
Nieuw sectorbreed verdienmodel?
Als het aan Stuifbergen ligt, dan omarmen meer schoonmaakbedrijven de ‘maatschappelijke impact filosofie’. “Je leest het vaak in persberichten: met dit contract gaan we waarde toevoegen, om vervolgens niet toe te lichten hoe het precies in elkaar zit. Ik wil het gesprek aan met gemeenten, stakeholder en andere ondernemers om te discussiëren over hoe de sector echt waarde kan toevoegen aan Nederland. Niet vanuit een wedstrijdje ver plassen, maar vanuit intrinsieke motivatie zodat de schoonmaak het stigma van vroeger echt achter zich kan laten.” Oftewel: innovatie op één, met oog op marges en niet meer de tijd van: we eisen een schone tent met zo min mogelijk kosten.