Na de publicatie van het interview over het New Normative Management Model (NNMM) in vakblad Clean Totaal heeft Eric de Jong met verschillende partijen gesproken over de post corona situatie. Het lijkt er volgens hem op dat schoonmaakorganisaties zich in de huidige situatie berusten en (veilig) in de underdogpositie blijven hangen. Maar ook stelt hij onomwonden dat het model NNMM wellicht nog niet voldoende duidelijk is. In dit artikel doet De Jong een ultieme poging om het model te verduidelijken en de sector ervan te overtuigen nu echt in rap tempo te anticiperen op de nieuwe realiteit.
Omzetstijging of fooi?
De Jong: “Sinds mei doe ik al de uitdrukkelijke oproep aan de schoonmaakorganisaties om nu in de drivers seat te gaan zitten en uit de (werk)kast te komen. Ik constateer tot mijn verbazing nog (te) weinig concrete animo om te veranderen. Gaat de branche lijdzaam wachten op de klap die ongetwijfeld gaat komen? Wil de schoonmaaksector haar omzet fors zien stijgen of berust zij in een fooi van zeg maar 25% van de contractwaarde? Dit vraag ik mij serieus af. Of wordt er achter de schermen wel vooruit gekeken, maar houden de schoonmaakbedrijven de kaarten tegen de borst uit angst om de in hun ogen unieke informatie te delen?”
De Jong zegt met twee landelijke schoonmaakorganisaties in gesprek te zijn: ”Deze contacten verlopen echter vrij stroperig. Zolang ze via free consultancy informatie bij mij kunnen inwinnen staan ze vooraan, maar voor een stukje investeren in de nieuwe realiteit deinzen ze terug, zo lijkt het.” Voorts spreekt De Jong zijn verbazing erover uit dat andere branches zoals receptiediensten en catering min of meer dezelfde passieve houding aannemen en al praten over faillissement en afschalen van medewerkers terwijl opdrachtgevers daarentegen proactief hun visie naar de toekomst verleggen.
Opdrachtgevers nemen de lead
Opdrachtgevers zitten volgens De Jong niet stil en praten op board niveau over hun risico’s van leegstand voor de langere termijn c.q. het afstoten van onroerend goed. Over op welke wijze zij hun concurrentiepositie kunnen verbeteren: “HR afdelingen denken na over het juist faciliteren en trainen van hun management om nieuwe leiderschapsstijlen te implementeren en om de huidige bedrijfscultuur aan te passen. ARBO functionarissen denken na hoe zij straks om moeten gaan met fysieke klachten als RSI, zeker als het thuiswerken niet op de juiste wijze gefaciliteerd wordt. SHE officers wenden hun kennis en kunde aan om hun medewerkers veilig en hygiënisch te accommoderen. Facility managers denken na over hoe zij de (thuis-)werkomgeving tot een Great Place 2 Work kunnen transformeren en zij ontwikkelen ondertussen met hun inkoopafdeling nieuwe standaarden. Hierbij rekenen zij zelfs alvast additionele besparingen in, als maatstaf voor 2021”. Iedereen acteert volgens De Jong echter vanuit zijn eigen referentiekader/eilandje ondertussen naar buiten toe predikend over partners in business: “Maar waar is het concrete meedenken vanuit de dienstverlenende bedrijven? Welke expertise dragen zij proactief bij aan dergelijke processen?”
Toelichting Model NNMM
De Jong: “Een presentatie om dit model aan directies/managers uit te leggen duurt circa twee uur. Het is lastig om dit in een paar zinnen te vervatten, maar de combinatie van de afbeeldingen bij dit artikel in samenhang met onderstaande korte beschrijving maakt de essentie echter duidelijk.”
Het model inventariseert en geeft inzage op drie niveaus. Het maakt de behoeften van de opdrachtgever op directieniveau, alsmede van ondersteunende afdelingen én die van individuele medewerkers zichtbaar voor wat betreft de facilitaire ondersteuning en werkplekken zowel remote, als op kantoor als thuis. Door de co-creatie tussen dienstenbedrijven en opdrachtgever wordt een organisatie meer wendbaar en flexibeler. Hierdoor is de organisatie beter voorbereid op een crisis. Door deze gezamenlijke aanpak ontstaat draagvlak voor nieuwe en beter bij de nieuwe situatie aansluitende services. Het model bestaat uit diverse layers die tijdens een workshop met de opdrachtgever verder uitgediept dienen te worden.
Samen in hetzelfde schuitje
De Jong vraagt zich af wanneer onderkend wordt dat niet alleen de klant een financieel probleem heeft op het gebied van strategische huisvesting maar dat ook de aanbieders van diensten een even grote uitdaging ervaren qua continuïteit van hun onderneming: “Iedereen ziet immers de bui hangen. Er zullen werkplekken veranderen in ontmoetingsruimten en opgenomen worden in een portfolio van bestaand kantoor, remote vanuit onderweg en faciliteren van geschikte thuiswerkplekken.”
Juist door als facilitaire aanbieder het initiatief te nemen om gezamenlijk met de afnemer op te trekken vanuit een co-creatie ontstaat naar de mening van De Jong een dienstenpakket dat aansluit bij de behoefte om van saaie kantoortuinen innoverende clubhuizen en ontmoetingscentra te maken: “Stap uit de bubbel en creëer vanuit integrated services gedachte de zogeheten floor attendants. Medewerkers die allround services bieden vanuit een hospitality grondhouding.”
Vliegende keep
De Jong denkt hierbij aan vergelijkbare rollen zoals stewards en stewardessen deze vervullen in vliegtuigen teneinde de passagiers maximale services te verlenen. Jaren geleden was het niet denkbaar/bespreekbaar dat deze doelgroep meerdere taken zouden vervullen , maar nu is het de gewoonste zaak van de wereld: “In feite ‘vliegende keep’ medewerkers die van Hub naar Hub werken. Voor de dienstverlenende sector betekent dit de klassieke medewerkers te transformeren naar hosts, inclusief de daarbij behorende hospitality attitude richting de pandbewoners en gasten.”
De functie van schoonmaker wordt zodoende ge-upgrade naar een ‘one stop shop’ principe. Volledig faciliterend vanuit hostmanship waardoor kantoorbezoekers een ‘warme douche’ krijgen en je als werknemer je er thuis voelt: “Als medewerkers zich niet meer herkennen in het bedrijf waarvoor ze werken dan gaan ze op zoek naar een andere werkomgeving. Sense of belonging en neighbourhood-gevoel zijn essentieel in de nieuwe wereld.
En ja, voor de floor attendant betekent dit ook het verrichten van schoonmaaktaken, maar bijvoorbeeld ook een maaltijd of een kopje koffie serveren. Bovenal om steeds klantvriendelijk en oplossingsgericht te zijn, met een scherp oog voor details en een facilitair zintuig. Een leuke bijkomstigheid is het dat vriendelijk zijn niets extra kost maar wel veel oplevert.”
Drie is scheepsrecht
Een dergelijk meervoudig takenpakket zal voor de schoonmaaksector prima kansen bieden om hun omzet uit te breiden in plaats van fors aan omzet te verliezen, zo is de overtuiging van De Jong: “Drie keer is scheepsrecht. Gaat schoonmaak Nederland voor omzetverdubbeling of voor de fooi?”