De Rijksschoonmaakorganisatie (RSO) blijft de gemoederen bezighouden. Issues als oneerlijke concurrentie, marktverdringing, hogere kosten voor de belastingbetaler strijden om voorrang met de argumenten met betrekking tot betere arbeidsvoorwaarden, meer aanzien en een betere rechtspositie voor de schoonmakers. Wat is hiervan bewaarheid? Tijd voor een nieuwe inventarisatie, waarbij de transparantie ver te zoeken is, zo blijkt het. De deksel laat menigeen klaarblijkelijk liever gesloten.
Tekst: Henk Cornelisse, redactielid Clean Totaal – Foto: archieffoto RSOinfor
Korte historische terugblik
Toenmalig minister Lodewijk Asscher toonde zich een groot voorstander van het inbesteden van de schoonmaak en liet in 2015 optekenen: “Bij het Rijk bouwen alle schoonmakers pensioen op, ook de mensen die een klein contract hebben. Daarnaast krijgen schoonmakers, net als hun collega’s bij het Rijk, perspectief op baanzekerheid, gezonde arbeidsomstandigheden en ontwikkelingsmogelijkheden.” Hiermee suggererend dat de professionele schoonmaakbedrijven hiertoe kennelijk niet voldoende in staat zouden zijn, ondanks de intrede van de Code Verantwoordelijk Marktgedrag.
Aanzienlijke meerkosten
Prof. Mr. Roel Bekker (oud–secretaris generaal ministerie VWS en hoogleraar arbeidsverhoudingen) stelt in hetzelfde jaar echter onomwonden dat de argumentatie om schoonmakers in dienst van het Rijk te nemen gebaseerd is op niet deugdelijke wijze en het niet vol te houden is dat bonafide bedrijven hun medewerkers niet goed behandelen.
OSB is eveneens mordicus tegen het inbesteden van de schoonmaak. Zij doet wanhopige pogingen de politiek op andere gedachten te brengen en start een media-offensief. De bonden roepen dat het hen niet uitmaakt.
Een oppositiepartij (D66) becijferde destijds dat de kosten van de schoonmaak rijksgebouwen met jaarlijks 15 à 16 miljoen euro zouden stijgen. Een in 2014 door KPMG opgesteld rapport/business case , veelal gebaseerd op aannames, maakt bij doorrekening duidelijk dat het realistisch is dat de kosten inderdaad tussen de 15 à 20 miljoen euro per jaar zullen stijgen.
Onzalige gedachte
In 2017 besluit de Gemeente Amsterdam eveneens tot het overgaan van het inbesteden van de schoonmaak van haar gebouwen. Ondanks het ontbreken van enig doorgroeiperspectief of verbetering van het loon voor de schoonmakers werd becijferd dat de kosten van de schoonmaak hierdoor zouden stijgen van 5,3 miljoen naar 8,4 miljoen euro per jaar. “Een onzalige gedachte”, aldus de fractie van de VVD, die samen met CDA als enige partijen tegen stemden.
Niets geleerd van het verleden
In 1981 werd om politieke redenen besloten om ten aanzien van de schoonmaak de NV Schoonmaakbedrijf Gemeente Amsterdam (SGA) op te richten, de medewerkers hadden hierbij de keus de om voor de ambtenarenstatus te opteren. Een politiek compromis als oplossing voor de (personele) problematiek rond de schoonmaakdienst. De Dienst WSBZ en SGA waren in die tijd verantwoordelijk voor de schoonmaak van overheidsgebouwen in Amsterdam. In 1988 werden SGA en WSBZ fysiek gescheiden.
De WSBZ, dat staat voor Wasch en Schoonmaak, Bad en Zweminrichtingen, maakte steeds meer verlies. Op 1 januari 2004 werd de dienst geliquideerd, waarna in 2005 formeel de opheffing volgde. De nog binnen WSBZ aanwezig zijnde schoonmaak werkzaamheden werden weer uitbesteed, behoudens de schoonmaak van het Stadhuis en de medewerkers met een ambtelijke status binnen de N.V. SGA. Enkele jaren later nam Gom de schoonmaak van het stadhuis gefaseerd over.
Rijksschoonmaakorganisatie is een gesloten bastion
Wij vroegen de RSO om een reactie naar de huidige stand van zaken. Wat bedragen de kosten schoonmaak heden versus de situatie van uitbesteden en welke toegevoegde waarde merken de schoonmakers concreet?
De RSO directie toont zich ondanks diverse pogingen onzerzijds niet bereid tot het verstrekken van informatie. De plaatsvervangend directeur doet het af met opmerkingen zoals: “Dat klopt. Ik ben daar niet van. Ik ben directeur Operatie en plaatsvervangend directeur 🙂 Als je informatie wilt over de RSO dan kun je dat via de gebruikelijke weg binnen het Rijk opvragen.” Een directeur die nota bene eerder werkzaam was voor de Vebego organisatie.
Bonden & ISZW; geen klachten
Volgens de bonden FNV en CNV zijn er geen schoonmakers bekend in dienst van de Rijksschoonmaakorganisatie die uit onvrede zijn terug gekeerd naar reguliere schoonmaakbedrijven. De Inspectiedienst ISZW laat optekenen dat er bij deze instantie geen klachten binnen gekomen met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden en/of -omstandigheden van de schoonmakers binnen Rijksoverheid gebouwen.
Ook de bonden kunnen echter geen cijfers overleggen. Vakbondsbestuurder bij FNV Schoonmaak Jet Linssen zegt hierover: “Ik beschik niet over die cijfers. Vraag is ook of er meerkosten zijn, er hoeft nu geen BTW afgedragen te worden. Dus andere kosten voor het Rijk.” De bestuurster vervolgt met: “Voorwaarde vanuit politiek was ook dat er overall geen meerkosten zouden zijn. Daar heeft directeur RSO ook op gestuurd. Dus voor die info moet je bij de directeur e/o politiek zijn. Meerwaarde voor schoonmaker is direct reiskosten en opleidings- en doorstroommogelijkheden binnen één organisatie. Daarnaast indirect is er geen sprake meer van een opdrachtgever. Directere lijnen.. RSO is geen intern schoonmaakbedrijf geworden…..”
Welnu, de directeur van de Rijksschoonmaakorganisatie geeft niet thuis. Daarom is de politiek om een inhoudelijke reactie gevraagd.
Vragen aan Kamerleden van CDA, VVD, SP en FvD:
Wij legden diverse Tweede Kamerleden de volgende vragen voor:
Beschikt u over concrete cijfers voor wat betreft de meerkosten schoonmaak Rijksoverheid gebouwen door de RSO versus voorgaande situatie (commerciële schoonmaakbedrijven) alsmede wat de schoonmaker bij de RSO hier als toegevoegde waarde (financieel of anders) van terug ziet?
Wat is uw politieke opvatting over het inbesteden van de schoonmaak Rijksgebouwen? (als non-core taak van de overheid, en gezien in het licht van mogelijke oneerlijke concurrentie)
Op welke termijn verwacht u mogelijk dat een hernieuwde uitbesteding van de schoonmaak aan de commerciële bedrijven weer aan de orde komt, zoals dit bijvoorbeeld in het verleden gebeurde met het opheffen van de WSBZ (Gemeentelijk schoonmaakbedrijf)?
Frappant
Frappant is dat deze vragen bij CDA en VVD van het ene naar het andere Kamerlid doorgeschoven werden, doch uiteindelijk niet inhoudelijk wensten te reageren terwijl FvD ondanks herhaalde verzoeken niet eens de moeite nam om überhaupt te reageren.
Miljoenen tekort
Alleen de SP kwam, mede namens Jasper van Dijk, met de navolgende reactie:
“Bij inbesteden is het juist zo dat er onnodige kosten niet meer gemaakt hoeven worden. Denk aan marketingkosten, reclamekosten en aan winstuitkeringen aan aandeelhouders en eigenaren van commerciële bedrijven.” Voor de specifieke organisatiekosten van de Rijksschoonmaakorganisatie verwees de SP ons naar de Rijksschoonmaakorganisatie zelf en de begroting van het ministerie van Sociale Zaken & Werkgelegenheid p.142.”
De cijfers op genoemde pagina 142 leren ons dat met betrekking tot de Rijksschoonmaakorganisatie de uitgaven de opbrengsten jaarlijks overtreffen. En niet zo zuinig ook. In 2017 met 1,3 miljoen euro, 2018: 4,6 miljoen euro, 2019: 3,6 miljoen euro, 2020: 5,6 miljoen euro en vanaf 2021: 1,3 miljoen euro.
Ieder commercieel bedrijf zou een dergelijke begroting niet overleven.. Hoezo, geen oneerlijke concurrentie? Tel hierbij op: geen doorberekening van de btw en geen afdracht vennootschapsbelasting.
Stokpaardje
Op de vraag op welke wijze de schoonmaker iets opschiet met een aanstelling bij de RSO berijdt SP het te verwachten stokpaardje:
“Bij de start van de inbesteding is dit onderzocht. Er is een pakketvergelijking gemaakt tussen de cao voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf en de arbeidsvoorwaarden bij de Rijksoverheid voor de primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden en de wederzijdse pensioenvoorzieningen. Hieruit bleek dat schoonmaakmedewerkers er op vooruit zouden gaan.”
Daarnaast roept de SP de stakingen en acties in herinnering die er voorafgaande aan het besluit tot inbesteding waren in de schoonmaakbranche. Er was naar haar mening een luide roep om betere arbeidsvoorwaarden en respect: “De Vakbond van Schoonmakers was erg blij met de inbesteding en zei o.a. “Deze afspraak betekent dat we weer directe collega´s worden van de ambtenaren van de rijksoverheid. Ze betekent dat we er weer bij horen. En dat we niet langer heen– en weer gepingpongd worden tussen opdrachtgevers, makelaars, intermediairs en schoonmaakmanagers.”
Scholing & flexwerk
De inbesteding is volgens de SP juist gedaan om baanzekerheid te bevorderen voor de schoonmakers, flexwerk terug te dringen en om scholing, opleiding en persoonlijke ontwikkeling beter te regelen.
Maar juist aan aspecten zoals scholing en persoonlijke ontwikkeling wordt in de professionele schoonmaaksector de laatste jaren veel aandacht besteed. Binnen een sector met 91% aan vaste arbeidscontracten valt bovendien weinig winst te behalen in het kader van terugdringen flexwerk!
Lobby heruitbesteding
Er gaat nu flink gelobbyd worden vanuit de schoonmaakbranche om de inbesteding ongedaan te maken verwacht de SP. De partij zegt te begrijpen dat de schoonmaakbedrijven meer opdrachten willen verwerven en meer winst willen maken, maar dit lijkt deze partij een buitengewoon slecht idee. “Zeker tegenover de medewerkers van de Rijksschoonmaakorganisatie die net gewend raken in de nieuwe situatie. De Rijksschoonmaakorganisatie is een jonge organisatie en een snel groeiende organisatie. De Kamer moet geen pingpongbeleid voeren maar staan bij haar besluit tot inbesteden.”
Geen zicht op meerkosten binnen Gemeente Amsterdam
VVD Fractievoorzitter Marianne Poot van de Gemeente Amsterdam vroegen wij ook naar inzicht in de cijfers voor wat betreft de toegenomen kosten bij het inbesteden versus de eventuele meerwaarde die de schoonmaker zouden ondervinden. Kloppen de cijfers die in 2017 aan meerkosten genoemd werden? Even opvallend als merkwaardig genoeg bestaat dit inzicht niet: “Ik heb verschillende pogingen voor je ondernomen om antwoord op jouw vragen te krijgen. Maar voor mij als politieke partij zijn deze antwoorden niet bekend en er is binnen de gemeente geen zicht op de meerkosten. Zoals u weet waren en zijn wij tegen inbesteding. En vinden wij dat schoonmakers beter af zijn bij een bedrijf wat gespecialiseerd is in schoonmaak.” Kwestie van dweilen met de (financiële) kraan open? Het Hoofd Fractiebureau VVD, Wouter Moll, vindt de vraag dermate interessant dat hij alsnog navraag gaat doen naar deze cijfers. (zodra we deze cijfers ontvangen volgen deze op onze site red.)
OSB: evaluatie is intentie waarheid geworden?
Op 3 juni 2019 verzond OSB een brief aan de Tweede Kamer waarin zij verzoekt om een evaluatie met betrekking tot de Rijksschoonmaakorganisatie. In dit verzoek verwijst OSB naar het Jaarverslag van het Ministerie SZW alsmede het feit dat op 12 juni 2019 ook de vragen over de RSO die gesteld zijn aan de Algemene Rekenkamer geagendeerd staan . Bovendien zou op 20 juni de commissie BZK de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2018 bespreken. OSB dringt er in haar brief op aan een herhaalde meting te houden ten opzichte van de aannames in het KPMG rapport uit 2014. Immers zijn we vijf jaar verder en de tijden zijn veranderd. OSB stelt voorts vragen over de kosten (realiteit versus verwachting), in hoeverre het aantal schoonmaakcontracturen gelijk zijn gebleven, arbeidsvoorwaardenvergelijk etc.
Is de intentie achter de oprichting van de RSO waarheid geworden? Blijkt het inbesteden wel de juiste oplossing?
Motie namens CDA
Het CDA Kamerlid René Peters dient op basis van de OSB brief op 12 juni 2019 een motie in bij de kamer waarin hij: “de regering verzoekt de RSO komend jaar te evalueren en daarbij expliciet aandacht te besteden aan de vraag of haar werknemers het in overheidsdienst, in vergelijking met de commerciële schoonmaakbranche, daadwerkelijk beter hebben gekregen en hoe de RSO daaraan heeft bijgedragen.”
Op deze motie is overigens nog geen reactie van de minister gekomen. Tja, de doos van Pandora…
Geen benul
Het blijft toch ongelooflijk dat politici en de RSO directie niet willen antwoorden op vragen over een onderwerp dat miljoenen extra mag kosten, terwijl de markt het prima geregeld had/zou hebben. Erger nog, zij lijken geen enkel benul te hebben hoeveel extra geld de belastingbetaler voor het in stand houden van de RSO moet ophoesten.