DEEL 1
Op 12 november 2012 werd de Nederlandse schoonmaakbranche opgeschrikt door het dodelijk ongeluk van een glazenwasser. Even voor 11 uur s’ochtends viel de man tijdens een glazenwasserstraining bij het SVS opleidingsinstituut 20 meter naar beneden. Hij overleefde het ongeval helaas niet. De politie heeft de inspectie SZW erop gezet om te onderzoeken of de zeer specifieke veiligheidsvoorschriften voor glazenwassers waren nageleefd. Het is niet bekend of dit onderzoek al afgerond is en wat de uitkomsten ervan zijn.
Lees ook deel 2: Juridische risico’s van schending van de zorgplicht.
Lees ook deel3: Checklist voorzorgs- en nazorgsmaatergel.
Het uiterst trieste voorval op het SVS trainingscomplex is juridisch gezien ook een bijzondere situatie waarbij een medewerker tijdens een training verongelukte en niet tijdens het werk.
Het is duidelijk dat er vervolgens gezocht wordt naar de oorzaken van het ongeluk en dus ook naar de verantwoordelijke. Iemand zal moeten boeten voor het geleden verlies en de eventuele schade. Ook zal herhaling moeten worden voorkomen.
Een ongeluk kan dus grote gevolgen hebben, hoe klein het hoekje ook was waar het ongeluk uit kwam. Soms is ook niet alles te voorkomen. In zo’n geval is het dan wel van groot belang dat men als eindverantwoordelijke op z’n minst kan aantonen er alles aan gedaan te hebben om de situatie optimaal te beveiligen en daarmee schade te voorkomen. Denk hierbij bijvoorbeeld ook aan gezondheidsschade (bijvoorbeeld CANS/RSI) door langdurige blootstelling aan onveilige arbeidsomstandigheden.
Het is dus van belang om als schoonmaakbedrijf steeds het complete speelveld van veilig werken te overzien om de kans op aansprakelijkheidstelling te voorkomen of de gevolgen ervan te minimaliseren.
- de wet: artikel 7:611 BW goed werkgeverschap;
- de wettelijke zorgplicht voor een veilige werkplek: artikel 7:658 en 658a BW;
- de ARBO wet;
- de CAO voor Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2012-2013;
- de ARBO CAO Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2012-2015;
- het Arbeidsomstandighedenbesluit;
- ARBO catalogi;
- het ARBO convenant tussen OSB, FNV en CNV.
De ARBO CAO Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf 2012-2015 vermeldt nadrukkelijk dat de zorgplicht óók geldt voor ingehuurde uitzendkrachten! De wet (artikel 7:658a BW) zegt verder met zoveel woorden dat de zorgplicht voor een veilige werkplek ook geldt voor ingeschakelde ZZP-ers. Dit laatste alleen in het geval de ZZP-er activiteiten verricht welke normaal gesproken ook worden verricht door de ‘eigen’ werknemers van het bedrijf.
Het juridisch kader van de zorgplicht voor werknemers in de schoonmaakbranche wordt in de eerste plaats ingevuld door een zeer algemene verplichting, voortvloeiend uit artikel 7:611 BW (zie kader). Dit is een open norm die betrekking heeft op goed werkgeverschap en wat er van een goed werkgever verwacht mag worden. Dit is inmiddels uitgewerkt in diverse rechtspraak maar heeft voor de schoonmaakbranche geen uitdrukkelijke uitwerking gekregen in de Schoonmaak CAO 2012-2013, noch in de ARBO CAO 2012-2015.
- geen monotoon werk (werkafwisseling);
- arbeidstijden en rusttijden;
- geen arbeid boven kunnen (werkdrukmeter);
- voorkoming van ongewenste omgangsvormen zoals discriminatie, pesten, geweld, seksuele intimidatie;
- werkoverleg en functioneringsgesprekken.
Een andere belangrijk gevolg van artikel 7:611 BW betreft hier de verzekeringsplicht voor de werknemer die onderweg is voor het schoonmaakbedrijf tegen gezondheidsschade. Deze zorgplicht is niet uitgewerkt in de ARBO CAO. Hieruit vloeit voort dat een werkgever zich behoort te verzekeren voor gezondheidsschades van bijvoorbeeld schoonmakers of rayonleiders die onderweg zijn voor het werk (voor verkeersongelukken zowel als berijder als inzittende).
De af te sluiten verzekering moet een “behoorlijke” verzekering zijn, en wat dat is hangt af van de opvattingen en de verzekermogelijkheden zoals die bestonden op het moment van afsluiting. De positie van de niet-gemotoriseerde schoonmaker of andere werknemers binnen de schoonmaakbranche (fietsers dus) moeten op dezelfde wijze worden beoordeeld als die van bestuurders. Woon-/werkverkeer behoort overigens tot de privésfeer en valt niet onder deze zorgplicht!
- hij zijn zorgplicht is nagekomen of;
- de schade het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
- De inrichting en het onderhoud van de werkplekken (kantoor én objecten) waarin de werknemer zijn arbeid moet verrichten;
- De selectie van ”werktuigen en de gereedschappen” waarmee een werknemer arbeid moet verrichten;
- De instructie die de werkgever aan de werknemer dient te geven bij het gebruik daarvan.
Voor de schoonmaakbranche zijn deze drie acties gedetailleerd uitgewerkt in de ARBO CAO 2012-2015 en in daarbij behorende documentatie. Er zijn algemene randvoorwaarden voor arbobeleid op bedrijfsniveau geformuleerd en specifieke maatregelen op bedrijfsniveau.
ie details hier te bespreken maar de ARBO CAO 2012-2015 werkt het onderdeel rondom de inrichting van de werkplek zodanig goed uit dat de werkgever weet wat zij moet doen. Zo moet zij zorgen voor:
- erkenning van het recht op een veilige arbeidsplaats;
- veilige arbeidsmiddelen (ergonomische schoonmaak apparatuur, veilige ladders);
- een RI&E per object;
- afspraken met opdrachtgevers over werkplekinrichting per object;
- veilige werkmethoden toepassen;
- garantie van veiligheid rond gevaarlijke stoffen;
- zoveel mogelijk werken met milieuvriendelijke middelen;
- preventie van specifieke aandoeningen (bijv. eczeem).
- voorlichting, instructie en onderricht aan werknemers over gezond werken in het algemeen en wijzen op specifieke gevaren (d.m.v. protocollen, checklists en werkinstructies “zo werk je prettiger”);
- trainingen van leidinggevenden ter preventie van onveilige situaties, ongevallen, beroepsziekten, ongewenst gedrag en behandeling van klachten van werknemers.
Gelukkig geeft de ARBO CAO in artikel 3 ook richtlijnen voor de werknemers zodat de verantwoordelijkheid voor veiligheid op de werkplek ook een gedeelde verantwoordelijkheid wordt! Het is wel belangrijk als werkgever hiervan goed op de hoogte te zijn zodat men ook de werknemer hier duidelijk en tijdig op kan aanspreken en aan dossiervorming kan doen indien nodig.
Verder is het belangrijk om voornoemde uitgangspunten goed te verwerken in de arbeidsrechtelijke documentatie. Daarover in de vervolgdelen meer.
De werkgever en de werknemer zijn verplicht zich als een goed werkgever en een goed werknemer te gedragen.
4 – Hij die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf arbeid laat verrichten door een persoon met wie hij geen arbeidsovereenkomst heeft, is overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 aansprakelijk voor de schade die deze persoon in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. De kantonrechter is bevoegd kennis te nemen van vorderingen op grond van de eerste zin van dit lid.