Het zesde ADG Dienstengroep-congres dat onlangs plaatsvond in Bussum, kende een opmerkelijke primeur met de introductie van het Nationaal Integratiefonds. Doel van het fonds is financiering van wetenschappelijk onderzoek gericht op bestrijding van discriminatie van niet-westerse allochtonen op de werkvloer. Minister en vice-premier Lodewijk Asscher onderstreepte met zijn aanwezigheid het bijzondere belang van het initiatief.
ADG-directielid Ron Steenkuijl kondigde het Nationaal Integratiefonds al aan in zijn openingsrede van het geheel volgeboekte congres. Volledige toelichting van dit project kwam echter van prof. dr. Naomi Ellemers van de Universiteit Leiden die het wetenschappelijke onderzoek zal leiden. Met “Wie durft” daagde zij haar omvangrijke gehoor uit deel te nemen aan dit fonds dat de financiële basis moet vormen voor een toegepaste studie naar het tegengaan van discriminatie. Het is niet alleen maatschappelijk van belang, maar ook bedrijfseconomisch, benadrukte zij: “Bedrijven met meer diversiteit op de werkvloer zijn financieel succesvoller.”
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Lodewijk Asscher bevestigde de betekenis van de integratie op de arbeidsmarkt: “Uiteindelijk gaat het erom hoe je als mensen met elkaar omgaat.” Asscher ontkende zijn PvdA-achtergrond bepaald niet door zijn aversie over extreme outsourcing uit te spreken. Maar de zaal reageerde niet bijster enthousiast op zijn voorstel schoonmakers vooral in eigen dienst te nemen.
Paul Schnabel, hoogleraar en voormalig directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau gebruikte dit ADG-congres om zijn visie op de participatiesamenleving te etaleren. “Met cijfers! Want daar houd ik van”, zo triggerde hij de zaal. Hij liet zien dat Nederland, in vergelijking met andere Europese landen, er goed voor staat. Met name wat betreft het inkomen per hoofd van de bevolking en de wellbeing-index. Maar de ethnische minderheden, vooral de Somaliërs, hebben daar geen profijt van. “Onder allochtonen heerst er grote werkloosheid en criminaliteit. Daarnaast is de mate aan flexibele arbeid onder hen hoog.”
Jan Rotmans, hoogleraar transitiekunde, hield het congres voor dat de huidige crisis een overgangsfase vormt. “We leven niet in een tijdperk van veranderingen, maar in verandering van tijdperken. We staan aan de vooravond van een kantelperiode, een nieuw soort maatschappelijk en economisch evenwicht”, zo profeteerde hij. Tevens waarschuwde hij zijn gehoor: “De meeste bedrijven zijn niet voorbereid op deze nieuwe economie.”
Jan Hommen, CEO van KPMG, bevestigde de visie dat de wereld in een transitiefase verkeert: “Daarvoor hebben we nieuwe businessmodellen nodig.” Hommen concentreerde zijn verhaal echter op hoe hij het in opspraak geraakte KPMG weer terug in goede banen probeert te leiden. “Met een richtpunt waar we met zijn allen naar toe werken.” En vooral ook door communicatie: “De vloer moet echt hetzelfde voelen als de leiding.”